De notulen van de openbare vergadering van de gemeenteraad van 29 november 2022 werden vanaf dinsdag 13 december 2022 ter inzage gelegd van de leden van de raad.
Er werden geen verdere opmerkingen geformuleerd.
Artikel 32, 277 §1 en 278 §1 van het decreet lokaal bestuur en artikel 5 van het reglement van orde van de gemeenteraad
De notulen van de openbare vergadering van de gemeenteraad van 29 november 2022 goed te keuren.
De Politiezone Aalst 5440 wenst een combivoertuig aan te kopen via het raamcontract van de Politiezone Antwerpen ter vervanging van een afgeschreven voertuig. Het betreft een volledig elektrisch voertuig.
Veth Automotive Belgium is als "Integrator" initieel in haar rol aangesteld voor de Politiezone Antwerpen.
Ten tijde van deze aanstelling is gesteld dat alle zones van Politie in België gebruik mogen maken van de diensten van Integrator. Hierdoor wordt aan alle zones van Politie de mogelijkheid geboden om beroep te doen op dit raamcontract om te voorzien in de aanschaf, de ombouw, het onderhoud en aanvullende mobiliteitsdiensten op het gebied van mobiliteit.
De Politiezone Aalst 5440 stelt voor een combi aan te kopen via het raamcontract LPA/2016/219 van de Politiezone Antwerpen.
De kostprijs voor deze aankoop bedraagt 105 874,96 EUR inclusief 21% btw.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 42, § 1, 1° a) (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van 140 000 EUR niet), en meer bepaald artikelen 2, 6° en 47 §2 die de aanbestedende overheden vrijstelt van de verplichting om zelf een plaatsingsprocedure te organiseren wanneer ze een beroep doen op een aankoopcentrale en artikel 43.
Het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.
Het Koninklijk Besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 90, 1°.
De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus, in het bijzonder artikel 85 en 86 (B.S. 5 januari 1999).
De omzendbrief BA/2001/13 van 7 september 2001 – Nieuwe Lokale Politie – eengemeentezones en meergemeentezones – administratief toezicht – specifiek toezicht en gewoon toezicht.
Het schrijven van 18 oktober 2001 vanwege de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen inzake het toezicht op politiemateries.
De voorwaarden van de opdracht “Politiezone Aalst 5440. Aankoop van combi via raamovereenkomst Politie Antwerpen” vast te stellen. De kostprijs bedraagt 105 874,96 EUR inclusief 21% btw.
Bovengenoemde opdracht te plaatsen via het raamcontract LPA/2016/219 van de Politiezone Antwerpen.
De uitgave voor deze opdracht te voorzien in het investeringsbudget van de Politiezone Aalst 5440 onder budgetlijn 33000/743-98.
Overwegende dat een personeelslid CALog D, in het organogram vervangen wordt door een personeelslid CALog C;
Overwegende dat een personeelslid CALog D van de directie Mens & Organisatie, dienst Personeel, sociale promotie maakt naar een functie niveau C;
Overwegende dat hierdoor een betrekking vrijkomt voorzien voor een personeelslid van het administratief en logistiek kader (CALog-kader), niveau C, gemene graad Assistent, directie Mens & Organisatie, dienst Personeel;
Overwegende dat voor de continuïteit en de efficiënte werking van de dienst Personeel, het aan te raden is, een periode van overlapping met het nieuw aan te werven personeelslid, te voorzien;
Overwegende dat via het systeem van de mobiliteit kandidaten kunnen aangetrokken worden vanuit andere politiezones;
Overwegende dat bij ontstentenis van (geschikte) kandidaten via het systeem van de mobiliteit beroep kan worden gedaan, in chronologische volgorde, op de wettelijk voorziene externe statutaire aanwerving of, in voorkomend geval, contractuele werving van bepaalde duur van maximum 12 maanden;
De vigerende wetgeving stelt dat het vacant verklaren van betrekkingen binnen het personeelskader van de politiezone tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoren.
in de formatie van het administratief en logistiek kader van de Lokale Politie Aalst een betrekking van het niveau C, gemene graad Assistent, directie Mens & Organisatie, dienst Personeel, vacant te verklaren, in chronologische volgorde, via het systeem van de mobiliteit, de wettelijk voorziene externe statutaire aanwerving of, in voorkomend geval, contractuele werving van bepaalde duur van maximaal 12 maanden
de kandidaten voor de in artikel 1 vermelde vacature voor de Directie Mens & Organisatie te selecteren op basis van het advies van een selectiecommissie ad hoc, samengesteld conform de artikelen VI.II.61 en VI.II.62 van het KB RPPol.
Sinds februari 2021 kunnen lichte snelheidsovertredingen gedepenaliseerd en gesanctioneerd worden door middel van een gemeentelijke administratieve sanctie als deze voldoen aan volgende 5 voorwaarden: lokaal gefinancierd automatisch werkend toestel (politie of stad), snelheidsregime 30 of 50km/u, max 20km/u te snel na tolerantiemarge, meerderjarige natuurlijk persoon of rechtspersoon, geen bijkomende inbreuken.
Het Gewestelijk Verwerkingscentrum (GVC) Gent is niet in staat om deze vaststellingen voor Aalst te verwerken en de opbrengsten rechtstreeks door te storten naar steden en gemeenten zoals de GAS regelgeving voorziet. Lokale verwerking van deze overtredingen is nodig alsook de administratieve afhandeling van bezwaarschriften, betwistingen en vragen met betrekking tot de overtredingen.
Vaststellingen die komen van automatisch werkende toestellen (flitscamera’s en trajectcontroles) kunnen worden verwerkt door iemand van het operationeel kader van de politie of CALog personeel binnen de politie. De gemeentelijke GAS-vaststellers binnen het AVC zijn hierin niet bevoegd.
De Lokale Politie Aalst zal binnenkort ook instaan voor het verwerken van GAS-5 dossiers zijnde onder andere de verwerking van de snelheidsovertredingen op het grondgebied Aalst. Een uitbreiding van 5 personeelsleden is hiervoor noodzakelijk. Momenteel wordt het huidige cameranetwerk door één persoon beheerd, vernieuwd en uitgebreid. Door zijn expertise met verwerkingscentra van grote hoeveelheden vaststellingen, zowel procesmatig als software matig, hebben we gevraagd om het GAS-5 project voor Aalst uit te tekenen. Zijn hoofdtaak als beheerder en vernieuwer van ons politioneel cameranetwerk laat echter niet toe om ook het GAS-5 project dagdagelijks te runnen.
Binnen de Lokale Politie Aalst zal er dagelijks iemand voorzien moeten worden die gaat flitsen en iemand die administratieve afhandeling, zoals verwerking PV's en betwistingen doet. Eén verwerker kan tussen 50.000 en 80.000 verwerkingen doen per jaar. Alsook is er bovendien iemand nodig die de dagelijkse routine bijhoudt. Voor deze taken zijn er 3 inspecteurs van Politie, 3 agenten van Politie of 3 personeelsleden CAlog niveau C, assistent nodig.
Voor het opstarten van nieuwe dossiers/projecten zoals opstart van GAS-5 (voorbereiden bestelbon, opvolging levering, …), GAS-4 fout parkeren, GAS-1, integratie van de administratie GAS-2 en GAS-3 en de administratieve afhandeling is er een bijkomend personeelslid CALog B, consulent nodig. Verder zal dit personeelslid ook instaan voor de prospectie markt, opvolging bestellingen en leveringen, afspraken met leverancier, contactname met leverancier indien technische problemen, service meetings, ….
Bovendien is er ook vraag van de omliggende zones om ook voor hen de verwerking van de snelheidsovertredingen in het kader van GAS-5, tegen betaling, over te nemen. Deze samenwerking moet geregeld worden via protocollen. Om deze protocollen administratief in orde te brengen zit er een administratieve flow achter die verder strekt dan enkel de aanpassingen van het document maar dit moet ook voorgelegd worden aan de desbetreffende politiecolleges en politieraden, moet ondertekend worden door de stakeholders en eventueel voorgelegd worden aan een vakbondsoverleg. Ook de facturatie en betaling van geleverde diensten moet opgevolgd worden. In de toekomst zal dit ongetwijfeld aangepast of uitgebreid moeten worden gelet op de regionalisering of fusies/defusies op lokaal niveau van zowel omliggende politiezones als steden of gemeenten. Voor de coördinatie van dit takenpakket samen met alle andere lokale als bovenlokale taken zoals verwerking van andere protocollen zoals de DPO werking, verwerking verzekerings-en klachtendossiers voor wat betreft de ter beschikking stellen van ons cellencomplex en schietstand aan de naburige zones, ondersteuning bieden voor het opleiden en rekruteren van hondengeleiders, aankoopcentrale van vernieuwde politie-armbanden en fluo-hesjes, ondersteuning bieden aan RKO regionaal overlegplatform Dender-Schelde, is een kaderuitbreiding noodzakelijk. Bovendien zal ook de reguliere werking van het secretariaat Mens & Organisatie moeten opgevangen worden. Gelet op voorgaande en de verantwoordelijkheid die hiermee gepaard, is een personeelslid van een niveau CALog A, adviseur noodzakelijk.
Deze capaciteit is momenteel binnen de Lokale Politie Aalst niet beschikbaar. De omvang en de complexiteit van het toekomstige takenpakket m.b.t tot de verdere uitrol van GAS-5 noopt ertoe te voorzien in één extra personeelslid van het administratief en logistiek kader van het niveau A, graad adviseur, één extra personeelslid B, graad Consulent, en 3 extra personeelsleden inspecteur van Politie, agent van de Politie of personeelsleden van het administratief en logistiek kader van het niveau C, assistent. Een wijziging van het huidige, goedgekeurde personeelskader is daarvoor nodig.
De Lokale Politie Aalst zal binnenkort ook instaan voor het verwerken van GAS-5 dossiers zijnde onder andere de verwerking van de snelheidsovertredingen op het grondgebied Aalst. Een uitbreiding van 5 personeelsleden is hiervoor noodzakelijk. Momenteel wordt het huidige cameranetwerk door één persoon beheerd, vernieuwd en uitgebreid. Door zijn expertise met verwerkingscentra van grote hoeveelheden vaststellingen, zowel procesmatig als software matig, hebben we gevraagd om het GAS-5 project voor Aalst uit te tekenen. Zijn hoofdtaak als beheerder en vernieuwer van ons politioneel cameranetwerk laat echter niet toe om ook het GAS-5 project dagdagelijks te runnen.
Deze capaciteit is momenteel binnen de Lokale Politie Aalst niet beschikbaar. De omvang en de complexiteit van het toekomstige takenpakket m.b.t tot de verdere uitrol van GAS-5 noopt ertoe te voorzien in één extra personeelslid van het administratief en logistiek kader van het niveau A, graad adviseur, één extra personeelslid B, graad Consulent, en 3 extra personeelsleden inspecteur van politie, agenten van de politie of personeelsleden van het administratief en logistiek kader van het niveau C, assistent. Een wijziging van het huidige, goedgekeurde personeelskader is daarvoor nodig.
de uitbreiding van het organiek kader van Lokale Politie Aalst met één personeelslid van het administratief en logistiek kader van het niveau A, graad adviseur, één personeelslid van het administratief en logistiek kader van het niveau B, graad consulent, én 3 inspecteurs van Politie, agenten van de Politie of personeelsleden van het administratief en logistiek kader van het niveau C, assistent, met het oog op het verwerken van GAS-5 dossiers goed te keuren.
Overwegende dat een hoofdinspecteur van politie - teamchef, dienst Onthaal-Meldkamer, een interne verschuiving zal maken binnen de Lokale Politie Aalst ;
Overwegende dat door de interne verschuiving van hete betrokken personeelslid een betrekking van hoofdinspecteur van de politie - teamchef niet meer zal zijn ingevuld;
Overwegende dat de aanstelling van een hoofdinspecteur-teamchef aangewezen is in de huidige personeelsbezetting;
Overwegende dat het met het oog op het op peil houden van de getalsterkte binnen de dienst Onthaal-Meldkamer is aangewezen een betrekking van hoofdinspecteur - teamchef, dienst Onthaal-Meldkamer vacant te verklaren;
Overwegende dat via het systeem van de mobiliteit kandidaten kunnen aangetrokken worden vanuit andere politiezones;
Overwegende het advies van de korpschef om overeenkomstig artikel VI.II.61 van het Koninklijk Besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de politiediensten als tweede lid van de selectiecommissie een personeelslid van operationeel kader van het eigen korps aan te wijzen;
De vigerende regelgeving stelt dat het vacant verklaren van betrekkingen binnen het personeelskader van de politiezone tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoren.
Gelet op de bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet en het decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op de bepalingen van de Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
Gelet op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de politiediensten;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de Lokale Politie;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten;
Gelet op Omzendbrief GPI 15 van 24 januari 2002 betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezones;
Gelet op zijn besluit van 27 juni 2017, houdende de wijzigingen van het organogram en het organiek kader van de Lokale Politie Aalst;
in de formatie van het operationeel personeel van de Lokale Politie Aalst een betrekking van hoofdinspecteur van politie-teamchef, directie Basispolitiezorg, dienst Onthaal-Meldkamer, vacant te verklaren via het systeem van de mobiliteit;
de kandidaten voor de in artikel 1 vermelde vacature te selecteren op basis van het advies van een selectiecommissie ad hoc, samengesteld conform de artikelen VI.II.61 en VI.II.62 van het KB RPPol.
Overwegende dat een hoofdinspecteur van politie, directie Basispolitiezorg, dienst Interventie, een interne verschuiving zal maken binnen de Lokale Politie Aalst en dit m.i.v. 01 januari 2023;
Overwegende dat daardoor een betrekking van hoofdinspecteur van politie binnen de directie Basispolitiezorg, dienst Interventie niet meer zal zijn ingevuld;
Overwegende dat het met het oog op het op peil houden van de getalsterkte binnen de directie Basispolitiezorg, dienst Interventie is aangewezen een betrekking van hoofdinspecteur van politie, directie Basispolitiezorg, dienst Interventie, vacant te verklaren;
Overwegende dat via het systeem van de mobiliteit kandidaten kunnen aangetrokken worden vanuit andere politiezones;
Vigerende regelgeving stelt dat het vacantverklaren van betrekkingen binnen het personeelskader van de politiezone tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort.
Gelet op de bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet en het decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op de bepalingen van de Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
Gelet op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de politiediensten;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de Lokale Politie;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten;
Gelet op Omzendbrief GPI 15 van 24 januari 2002 betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezones;
Gelet op zijn besluit van 27 juni 2017, houdende de wijzigingen van het organogram en het organiek kader van de Lokale Politie Aalst;
in de formatie van het operationeel personeel van de Lokale Politie Aalst een betrekking van hoofdinspecteur van politie, directie Basispolitiezorg, dienst Interventie, vacant te verklaren via het systeem van de mobiliteit;
de kandidaten voor de in artikel 1 vermelde vacature te selecteren op basis van het advies van een selectiecommissie ad hoc, samengesteld conform de artikelen VI.II.61 en VI.II.62 van het KB RPPol.
Overwegende dat een commissaris van politie, de Lokale Politie Aalst zal verlaten wegens pensionering;
Overwegende dat daardoor een betrekking van commissaris van politie niet is ingevuld;
Overwegende dat het met het oog op het op peil houden van de getalsterkte binnen de directie Basispolitiezorg het is aangewezen een betrekking van commissaris van politie vacant te verklaren;
Overwegende dat via het systeem van de mobiliteit kandidaten kunnen aangetrokken worden vanuit andere politiezones;
De vigerende wetgeving stelt dat het vacantverklaren van betrekkingen binnen het personeelskader van de politiezone tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort.
Gelet op de bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet en het decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op de bepalingen van de Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
Gelet op de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de politiediensten;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 5 september 2001 houdende het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de Lokale Politie;
Gelet op het Koninklijk Besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten;
Gelet op Omzendbrief GPI 15 van 24 januari 2002 betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezones;
Gelet op zijn besluit van 27 juni 2017, houdende de wijzigingen van het organogram en het organiek kader van de Lokale Politie Aalst;
in de formatie van het operationeel personeel van de Lokale Politie Aalst een betrekking van commissaris van politie, directie Basispolitiezorg, vacant te verklaren via het systeem van de mobiliteit
de kandidaten voor de in artikel 1 vermelde vacature te selecteren op basis van het advies van een selectiecommissie ad hoc, samengesteld conform de artikelen VI.II.61 en VI.II.62 van het KB RPPol.
Wijziging capaciteiten stedelijke basisscholen naar aanleiding van het gewijzigde inschrijvingsdecreet
Een aantal vestigingsplaatsen van stedelijke basisscholen zullen voor de inschrijvingen vanaf schooljaar 2023-2024 instappen in het systeem van centraal aanmelden voor het basisonderwijs te Aalst. Hiervoor dient er per geboortejaar en leerjaar een capaciteit vastgelegd te worden.
Het bepalen van de capaciteit(en) voorafgaand aan de inschrijvingen verhoogt de transparantie voor leerlingen en ouders. Het kan bij eventuele geschillen ook duidelijkheid verschaffen over het rechtmatig karakter van een niet-gerealiseerde inschrijving. Een schoolbestuur kan immers een leerling slechts weigeren op basis van capaciteit als de desbetreffende capaciteit vóór de start van de inschrijvingen is vastgelegd.
Voor het stedelijk basisonderwijs gaat dit over volgende basisscholen en/of vestigingsplaatsen:
De vastgelegde capaciteiten, zoals eerder bepaald door de gemeenteraad van 25 januari 2022, moeten herbekeken worden. Het gewijzigde decreet voorziet immers geen capaciteitsbepaling meer op niveau kleuter/lager. De capaciteit dient te worden bepaald op basis van geboortejaar/leerjaar. De betrokken stedelijke basisscholen zullen vanaf schooljaar 2023-2024 hun capaciteit bepalen op basis van geboortejaar/leerjaar. Er wordt voorgesteld om in specifieke situaties ook een overcapaciteit van maximum twee leerlingen per geboortejaar/leerjaar toe te laten en hiervoor het mandaat te geven aan de betrokken directeurs van het stedelijk basisonderwijs Aalst.
De overige vestigingsplaatsen van het stedelijk basisonderwijs stappen voor inschrijvingen vanaf het schooljaar 2023-2024 niet in in het systeem van centraal aanmelden. Dit heeft tot gevolg dat volgende vestigingsplaatsen geen capaciteit meer vastleggen en dat de bestaande capaciteit wordt opgeheven:
Ondervertegenwoordigde groepen
Het nieuwe decreet laat toe om te werken met ondervertegenwoordigde groepen, dit wil zeggen dat er (op basis van meetbare criteria) een bepaalde groep kan afgebakend worden. Deze groep kan dan, na het aanmelden, met voorrang geordend worden met een maximum van 20% van de beschikbare plaatsen. De algemene vergaderingen van de beide overlegplatformen (basisonderwijs en secundair onderwijs), beslisten op 27 oktober 2022 om niet te werken met ondervertegenwoordigde groepen.
Om te voldoen aan de verplichtingen, zoals vermeld in het gewijzigd decreet, is het noodzakelijk om de capaciteiten van de stedelijke basisscholen vast te leggen.
De directeurs van de betrokken stedelijke basisscholen stellen voor om de capaciteiten van de stedelijke basisscholen voor inschrijvingen vanaf schooljaar 2023-2024 als volgt vast te leggen. Dit voorstel werd besproken op de schoolraad van 17 november 2022.
School | Kleuter | Lager | Totaal | |
SBS De Notelaar, vestigingsplaats SBS De Notelaar (Vrijheidstraat)
| Geboortejaar 2021 | 22 | ||
| Geboortejaar 2020 | 22 | |||
| Geboortejaar 2019 | 22 | |||
| Geboortejaar 2018 | 22 | |||
| 1e leerjaar | 25 | |||
| 2e leerjaar | 22 | |||
| 3e leerjaar | 22 | |||
| 4e leerjaar | 22 | |||
| 5e leerjaar | 22 | |||
| 6e leerjaar | 22 | |||
SBS De Duizendpootjes | Geboortejaar 2021 | 50 | ||
| Geboortejaar 2020 | 48 | |||
| Geboortejaar 2019 | 48 | |||
| Geboortejaar 2018 | 48 | |||
| 1e leerjaar | 46 | |||
| 2e leerjaar | 46 | |||
| 3e leerjaar | 46 | |||
| 4e leerjaar | 46 | |||
| 5e leerjaar | 44 | |||
| 6e leerjaar | 40 | |||
SBS 't Hofje | Geboortejaar 2021 | 40 | ||
| Geboortejaar 2020 | 38 | |||
| Geboortejaar 2019 | 42 | |||
| Geboortejaar 2018 | 42 | |||
| 1e leerjaar | 46 | |||
| 2e leerjaar | 44 | |||
| 3e leerjaar | 44 | |||
| 4e leerjaar | 44 | |||
| 5e leerjaar | 40 | |||
| 6e leerjaar | 36 | |||
| SBS Tinnenhoek | Geboortejaar 2021 | 23 | ||
| Geboortejaar 2020 | 23 | |||
| Geboortejaar 2019 | 23 | |||
| Geboortejaar 2018 | 23 | |||
| 1e leerjaar | 23 | |||
| 2e leerjaar | 23 | |||
| 3e leerjaar | 23 | |||
| 4e leerjaar | 23 | |||
| 5e leerjaar | 23 | |||
| 6e leerjaar | 23 | |||
SBS De Regenboog, vestigingsplaats SBS De Regenboog (Erembodegem-Dorp) | Geboortejaar 2021 | 23 | ||
| Geboortejaar 2020 | 23 | |||
| Geboortejaar 2019 | 23 | |||
| Geboortejaar 2018 | 23 | |||
| 1e leerjaar | 44 | |||
| 2e leerjaar | 44 | |||
| 3e leerjaar | 44 | |||
| 4e leerjaar | 44 | |||
| 5e leerjaar | 22 | |||
| 6e leerjaar | 44 |
Decreet van 17 mei 2019 houdende de wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.
Gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2019 inzake het vastleggen van de leerlingencapaciteiten stedelijke basisscholen vanaf schooljaar 2020-2021.
Omzendbrief BaO/2012/01 van 5 juni 2012, zoals gewijzigd op 25 oktober 2019, betreffende het inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het basisonderwijs voor inschrijvingen.
Decreet van 4 februari 2022 tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, wat betreft het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en de regelgeving over het LOP en de CLR.
Gemeenteraadsbeslissing van 25 januari 2022 inzake het vastleggen van de leerlingencapaciteiten stedelijke basisscholen vanaf schooljaar 2022-2023.
Besluit van het college van burgemeester en schepenen van 28 november 2022 houdende het vastleggen van de leerlingencapaciteiten van de stedelijke basisscholen vanaf schooljaar 2023-2024.
Verslag van de vergadering van de schoolraad d.d. 14 november 2022.
de capaciteiten in de stedelijke basisscholen die voor inschrijvingen vanaf schooljaar 2023-2024 zullen aanmelden als volgt vast te leggen:
School | Kleuter | Lager | Totaal | |
SBS De Notelaar, vestigingsplaats SBS De Notelaar (Vrijheidstraat)
| Geboortejaar 2021 | 22 | ||
| Geboortejaar 2020 | 22 | |||
| Geboortejaar 2019 | 22 | |||
| Geboortejaar 2018 | 22 | |||
| 1e leerjaar | 25 | |||
| 2e leerjaar | 22 | |||
| 3e leerjaar | 22 | |||
| 4e leerjaar | 22 | |||
| 5e leerjaar | 22 | |||
| 6e leerjaar | 22 | |||
SBS De Duizendpootjes | Geboortejaar 2021 | 50 | ||
| Geboortejaar 2020 | 48 | |||
| Geboortejaar 2019 | 48 | |||
| Geboortejaar 2018 | 48 | |||
| 1e leerjaar | 46 | |||
| 2e leerjaar | 46 | |||
| 3e leerjaar | 46 | |||
| 4e leerjaar | 46 | |||
| 5e leerjaar | 44 | |||
| 6e leerjaar | 40 | |||
SBS 't Hofje | Geboortejaar 2021 | 40 | ||
| Geboortejaar 2020 | 38 | |||
| Geboortejaar 2019 | 42 | |||
| Geboortejaar 2018 | 42 | |||
| 1e leerjaar | 46 | |||
| 2e leerjaar | 44 | |||
| 3e leerjaar | 44 | |||
| 4e leerjaar | 44 | |||
| 5e leerjaar | 40 | |||
| 6e leerjaar | 36 | |||
SBS Tinnenhoek | Geboortejaar 2021 | 23 | ||
| Geboortejaar 2020 | 23 | |||
| Geboortejaar 2019 | 23 | |||
| Geboortejaar 2018 | 23 | |||
| 1e leerjaar | 23 | |||
| 2e leerjaar | 23 | |||
| 3e leerjaar | 23 | |||
| 4e leerjaar | 23 | |||
| 5e leerjaar | 23 | |||
| 6e leerjaar | 23 | |||
SBS De Regenboog, vestigingsplaats SBS De Regenboog (Erembodegem-Dorp) | Geboortejaar 2021 | 23 | ||
| Geboortejaar 2020 | 23 | |||
| Geboortejaar 2019 | 23 | |||
| Geboortejaar 2018 | 23 | |||
| 1e leerjaar | 44 | |||
| 2e leerjaar | 44 | |||
| 3e leerjaar | 44 | |||
| 4e leerjaar | 44 | |||
| 5e leerjaar | 22 | |||
| 6e leerjaar | 44 |
de capaciteiten van de stedelijke basisscholen en/of vestigingsplaatsen die voor inschrijvingen vanaf het schooljaar 2023-2024 niet zullen aanmelden op te heffen:
een overcapaciteit van maximum twee leerlingen per geboortejaar/leerjaar in specifieke situaties toe te laten voor de stedelijke scholen/vestigingsplaatsen vermeld in artikel 1 en hiervoor het mandaat te geven aan de betrokken directeurs van het stedelijk basisonderwijs Aalst.
kennis te nemen van de beslissing van de lokale overlegplatformen van het basisonderwijs en secundair onderwijs om voor de inschrijvingen voor schooljaar 2023-2024 niet te werken met ondervertegenwoordigde groepen.
Jaarlijks wordt door de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten de Prijs Valerius De Saedeleer uitgereikt met als doel een leerling te bekronen voor de artistieke prestaties aan de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten.
Uit de evaluatie van de betrokken stuurgroepen is gebleken dat:
Tevens worden drie stedelijke prijzen uitgereikt aan verdienstelijke leerlingen die niet in aanmerking komen op basis van het huidig wedstrijdreglement.
Rekening houdend met de bevindingen van de stuurgroepen KSO en DKO, stelt de Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten voor om het wedstrijdreglement voor de 'Prijs Valerius De Saedeleer' (t.w.v. 1 250 EUR) aan te passen en enkel toegankelijk te maken voor leerlingen van het DKO. Tevens stellen zij voor om bijkomend de 'De Primeur'-prijs (t.w.v. 500 EUR) uit te reiken, aan de winnaar uit het KSO.
Bij de keuze van de naam voor de prijs die aan een leerling uit het KSO uitgereikt wordt, werden de personeelsleden bevraagd en is 'De Primeur' de meeste stemmen gekregen. 'Primeur' is mannelijk en vrouwelijk. Het betekent: noviteit, iets nieuws, eerste lichting. Het woord heeft ook een agrarische betekenis: voor het seizoen begonnen is. Dit kan in vergelijking gesteld worden met de startpositie van de leerling aan een volgend leer-of werktraject.
Door deze bijkomende wedstrijd voor het KSO te organiseren, kunnen de 3 stedelijke prijzen t.w.v. 125 EUR, afgebouwd worden naar 2 stedelijke prijzen.
De gemeenteraadsbeslissing dd. 30 augustus 1994 betreffende de wijziging van het wedstrijdreglement vanaf 1 september 1994.
De beslissing van het college van burgemeester en schepenen dd. 19 maart 2012 betreffende de wijziging van de geldprijs en de onkostenvergoeding.
zijn beslissing dd. 30 augustus 1994 betreffende de wijziging van het reglement Prijs Valerius de Saedeleer, in de trekken, alsook om akkoord te gaan met de aanpassing van het wedstrijdreglement inzake de Prijs Valerius De Saedeleer, de 'Primeur'-prijs en de twee stedelijke prijzen, vanaf 1 januari 2023, zoals gevoegd als bijlage.
De Stad wil inzetten op het versterken van de digitale vaardigheden van ouders met schoolgaande kinderen. Sinds schooljaar 2020-2021 werden in samenwerking met Ligo reeds enkele trajecten rond het versterken van digitale vaardigheden georganiseerd op diverse scholen. Deze werden als zeer waardevol ervaren. Tijdens deze periode werden 150 ouders bereikt op 9 verschillende scholen.
Om dit project te verankeren werd beslist om hiervoor in 2022 een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten met Ligo. Volgens de samenwerkingsovereenkomst organiseert Ligo 6 trajecten op Aalsterse scholen om ouders wegwijs te maken in het digitale schoolleven van hun kinderen en zo de ouderbetrokkenheid te stimuleren en te verhogen. Ouders krijgen tijdens deze sessies op maat van hun behoeften vorming over de gebruikte toepassingen van de school van hun kind(eren) en blijven zo digitaal betrokken bij de schoolloopbaan van hun kind(eren).
Op de Onderwijsraad werd het project aan de scholen voorgesteld en kregen ze de mogelijkheid om in te tekenen. Na 1 week waren alle trajecten ingenomen door geïnteresseerde scholen. De inschrijvingen van de scholen gebeurt door de dienst Onderwijs waarna Ligo met deze scholen contact opneemt om de verdere afspraken en planningen te maken. De scholen kozen ervoor om de trajecten op te starten bij het begin van schooljaar 2022-2023. Ondertussen werd een tussentijdse evaluatie gemaakt en daaruit bleek dat reeds 150 ouders bereikt werden op de verschillende scholen. Dit toont dat de nood zeker en vast hoog is en dat de scholen hier echt baat bij hebben.
We stellen voor om de samenwerkingsovereenkomst met Ligo te verlengen vanaf 2023 en er een meerjarige overeenkomst van te maken tot het einde van het meerjarenplan, einddatum 31 december 2025, met een jaarlijks budget van 6 624 EUR. Hierdoor kunnen jaarlijks minimaal 6 trajecten van gemiddeld 12 uur georganiseerd worden (in totaal 72 uur per jaar, te verdelen over de scholen). In de samenwerkingsovereenkomst wordt een artikel opgenomen betreffende de evaluatie van de werking.
Na goedkeuring zal vanuit de dienst Onderwijs zal een communicatie naar de scholen gaan om dit aanbod bekend te maken en hen de mogelijkheid te geven hierop in te tekenen. Wanneer de interesse groter is dan wat kan aangeboden worden, zal er een keuze gemaakt worden op basis van kansarmoede-indicatoren van de aanvragende scholen. De andere scholen zullen op een wachtlijst gezet worden en krijgen de kans van zodra er nieuw budget beschikbaar is.
Door in te zetten op het versterken van digitale vaardigheden van ouders wordt de ouderbetrokkenheid verhoogd. Het geeft de ouders de mogelijkheid om op de hoogte te blijven van de schoolloopbaan van hun kind. De meerwaarde van dit project is dat er zeer maatgericht gewerkt wordt en dat de ouders vertrouwd geraken met de specifieke digitale schoolomgeving van hun kinderen. Vanuit de dienst Onderwijs zijn we dan ook vragende partij om dit te verankeren in het flankerend onderwijsbeleid en adviseren we om deze samenwerkingsovereenkomst voor te leggen aan de gemeenteraad.
Team Inburgering adviseert positief: met de organisatie van digitale inloopmomenten wordt tegemoet gekomen aan de grotere vraag vanuit de scholen. Dit aanbod ondersteunt en versterkt (anderstalige) ouders om inzichten te verwerven in het digitale schoolleven en hoe zij digitale contacten met de school kunnen leggen. Op die manier zijn ouders actief betrokken en zijn de kinderen beter ondersteund.
De dienst Samenleving geeft positief advies. Het ondersteunen van ouders bij digitale vaardigheden is een grote meerwaarde voor het versterken van de ouderbetrokkenheid op school. Bovendien sluit het project aan bij het lokaal sociaal beleidsplan, meer bepaald: “doelstelling 8.4.: De Stad zet in op het verhogen van ouderbetrokkenheid en een goede ouder-schoolsamenwerking.”
akkoord te gaan om de bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst met Ligo goed te keuren en te ondertekenen.
Context:
Denkdag jeugdwelzijn 26/02/2021:
Eén van de signalen op de denkdag jeugdwelzijn in 2021 mbt wonen was dat er meer nood is aan ambulante begeleiding (budgetteren, omgaan met buren, huishouden regelen) voor jongeren op de private huurmarkt.
Bevraging lokale actoren 2022:
In de zomer van 2022 werd via mail een bevraging uitgestuurd naar lokale welzijnsactoren die zich richten op kwetsbare jongeren en/of jongeren met een beperking. Er werd o.m. gepeild naar hun aanbod naar jongeren toe mbt huisvestingsnoden, eventuele wachtlijsten en mogelijke noden op het terrein.
Volgende organisaties werden aangeschreven in juli en ontvingen een herinnering in september: Ruyskensveld, Wonozo, CAW, Levensvreugde, Lejo, Arktos, Groep Intro, Pleegzorg, OCMW team bemiddeling (wonen), 4e wereld, Huis Clara (stdio's st anna) / Minor Ndako, Fiola, Shelter, RTJ De Tafels, vzw Jeugdzorg. We hebben antwoord ontvangen van Ruyskensveld, Wonozo, JAC (CAW), Buurtwildt (Lejo), Arktos, Shelter, OCMW team bemiddeling (wonen), Levensvreugde, RTJ De Tafels.
Uit de antwoorden kunnen we het volgende afleiden:
Voorstel:
We stellen voor een projectoproep te lanceren om kwetsbare jongeren die autonoom wonen op de private huisvestingsmarkt in Aalst te ondersteunen.
De projectoproep legt de focus op:
De zoektocht naar geschikte huisvesting voor jongeren die wensen autonoom te gaan wonen is eveneens een grote nood, maar erg arbeidsintensief. Daarom is dit niet vervat in de opdracht van de begeleiding. Optioneel kan er een vrijwilligerswerking opgezet worden bijvoorbeeld voor aanvullende ondersteuning van jongeren, ondersteuning in het zoeken naar huisvesting voor jongeren die autonoom willen gaan wonen of zoeken naar meer geschikte huisvesting, … Er wordt opgelegd dat maximaal 10% van de arbeidstijd van de begeleiding mag gaan naar werving en ondersteuning van deze vrijwilligers. Hierbij wordt afgestemd met bestaande vrijwilligerswerkingen in Aalst.
De projectoproep zet op deze manier in op:
Praktisch:
Proces projectoproep: lancering 3/1/20223; indien tot 8/3//2023 - 12u; jurering 21/3/2023. (zie ook bijlage 'proces_aut_wonen').Looptijd project: 1/9/2023, tot en met 30/6/2026.
Budget: 50 000 EUR/jaar.
Team Jeugd verleent positief advies om deze oproep te lanceren en in te zetten op het begeleiden van jongeren die alleen gaan wonen. Heel wat jongeren staan er alleen voor als ze het huis uit zijn en kunnen niet terugvallen op een sterk netwerk of ondersteuning van ouders of familie. Hen begeleiden en versterken inzake zelfstandig wonen is dan ook een enorme meerwaarde.
Advies OCMW - team bemiddeling: Kwetsbare jongeren, die vaak weinig tot geen eigen/sterk netwerk hebben, krijgen al vroeg in hun zelfstandige leven te maken met heel wat praktische problemen die ze vaak niet zelf kunnen oplossen. Het ontbreekt hen aan vaardigheden en kennis, ze hebben geen ondersteunend netwerk waardoor ze snel, ongewild in problemen komen. Hoe vroeger we kunnen ingrijpen, hen begeleiden, hen wegwijs maken in het dagelijks leven, hoe meer problemen we kunnen vermijden. Deze begeleiding wordt nu vaak versnipperd opgenomen door OCMW en andere welzijnspartners, maar dit is weinig structureel.
Advies team wonen: Gunstig advies. Team Wonen moedigt de oproep sterk aan. Ondersteuning is zeer waardevol bij jongere kwetsbare huurders die net op eigen benen staan en niet kunnen terugvallen op een sterk netwerk die hen informeert of ondersteunt. Naast de begeleiding van jonge huurders kan een sensibilisering over de woningmarkt en woonattitude bij kwetsbare jonge schoolverlaters een meerwaarde bieden aan het project om een breder doelpubliek te bereiken.
Het college van burgemeester en schepenen d.d. 28/09/2020 waarbij het lokaal sociaal beleidsplan 2020-2025 principieel werd goedgekeurd.
De gemeenteraad d.d. 27/10/2020 waarbij het lokaal sociaal beleidsplan 2020-2025 werd goedgekeurd.
akkoord te gaan met de lancering van een projectoproep op 3/1/2023 voor de ondersteuning van kwetsbare jongeren in autonoom wonen, zoals gevoegd als bijlage.
Heden wordt aan de gemeenteraad het invoeren van een gemeentelijke administratieve sanctie i.k.v. verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen voorgelegd.
De gemeentelijke administratieve sanctie, van maximaal 350 EUR per inbreuk, zal vanaf 1/1/2023 worden toegepast voor elk pand dat niet aan de aanvraagverplichting voldoet.
Volgend artikel wordt toegevoegd aan de GAS-codex:
"Artikel 41 'Verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen'
Iedere eigenaar van een huurwoning die conform de jaarlijkse fasering (artikel 3 toepassingsgebied van het reglement verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen) nog niet over een conformiteitsattest beschikt, moet dit conformiteitsattest jaarlijks aanvragen.
Die verplichting geldt niet voor (1) een eigenaar die op datum van de vaststelling van de overtreding niet langer dan 1 jaar houder is van het zakelijk recht van de woning en dit aantoont op basis van de akte verleden door de notaris, (2) een beschermd monument, dorps-of stadsgezicht waarbij de eigenaar eenmaal heeft voldaan aan de aanvraagverplichting in het eerste jaar (of daaropvolgend) en waarbij een gebrek (in cat. II en/of cat. III) in het technisch verslag van het woningonderzoek niet kan hersteld worden wegens een conflict met de Vlaamse erfgoedregelgeving waardoor geen conformiteitsattest kan afgeleverd worden. De vrijstelling wordt bewezen met een schriftelijke verklaring van het Agentschap Erfgoed Vlaanderen en eindigt van zodra de conflictsituatie wegvalt na gewijzigde regelgeving of richtlijnen."
Team Wonen adviseert gunstig om de gemeentelijke administratieve sanctie in te voeren vanaf 2023. Zo handelt de stad conform het advies van binnenlands bestuur en conform het aangenomen voorstel van decreet van 14 juli 2021. Ook in de gewijzigde procedure zullen eigenaars maximaal geïnformeerd worden over hun verplichtingen via infosessie, brieven en brochures.
Advies dienst financiën: akkoord om vanaf aanslagjaar 2023 de heffing voor de inventaris “huurwoningen verplicht conformiteitsattest” te vervangen door een GAS-boete.
Advies sanctionerend ambtenaar stad Aalst: Het is niet toegelaten om huurwoningen te belasten als ze niet beschikken over het gemeentelijk verplicht conformiteitsattest. Artikel 3.2, eerste lid, 1° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voorziet in de mogelijkheid voor de gemeenteraad om bij verordening het conformiteitsattest verplicht te stellen en om, zolang niet aan die verplichting is voldaan, een jaarlijkse terugkerende verplichting op te leggen om het conformiteitsattest aan te vragen. Een inbreuk op de jaarlijkse verplichting kan jaarlijks opnieuw gehandhaafd worden op basis van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Advies dienst Juridische zaken: Er zijn geen opmerkingen betreffende de aanpassingen van de reglementen, meer specifiek belastingreglement en reglement verplicht conformiteitsattest huurwoningen. De doorgevoerde aanpassingen zijn conform het advies van binnenlands bestuur en conform het aangenomen voorstel van decreet van 14 juli 2021.Juridische Zaken verleent derhalve gunstig advies.
Advies Wonen Vlaanderen: gunstig advies.
Beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 5 december 2022 met betrekking tot het invoeren van een gemeentelijke administratieve sanctie i.k.v. verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen.
akkoord te gaan met de wijziging van de GAS-codex, meer bepaald het invoeren van artikel 41: 'Verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen.
Iedere eigenaar van een huurwoning die conform de jaarlijkse fasering (artikel 3 toepassingsgebied van het reglement verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen) nog niet over een conformiteitsattest beschikt, moet dit conformiteitsattest jaarlijks aanvragen.
Die verplichting geldt niet voor (1) een eigenaar die op datum van de vaststelling van de overtreding niet langer dan 1 jaar houder is van het zakelijk recht van de woning en dit aantoont op basis van de akte verleden door de notaris, (2) een beschermd monument, dorps-of stadsgezicht waarbij de eigenaar eenmaal heeft voldaan aan de aanvraagverplichting in het eerste jaar (of daaropvolgend) en waarbij een gebrek (in cat. II en/of cat. III) in het technisch verslag van het woningonderzoek niet kan hersteld worden wegens een conflict met de Vlaamse erfgoedregelgeving waardoor geen conformiteitsattest kan afgeleverd worden. De vrijstelling wordt bewezen met een schriftelijke verklaring van het Agentschap Erfgoed Vlaanderen en eindigt van zodra de conflictsituatie wegvalt na gewijzigde regelgeving of richtlijnen.'
de geactualiseerde GAS-codex, zoals bijgevoegd in bijlage, goed te keuren.
Het Vlaams parlement heeft op 14 juli 2021 een voorstel van decreet aangenomen dat gemeenten met een 'reglement verplicht conformiteitsattest' de ruimte geeft om het niet naleven van de verplichting te handhaven via een GAS-boete. De gemeenten kunnen in hun verordening over het verplicht conformiteitsattest een jaarlijkse aanvraagverplichting opleggen voor elke woning die nog geen conformiteitsattest heeft. Die jaarlijks terugkerende verplichting kan dan gehandhaafd worden met een gemeentelijke administratieve sanctie. De gemeente kan de aanvraagverplichting opnemen in het gemeentelijk reglement dat het conformiteitsattest verplicht en de sanctie opnemen in hun GAS-codex.
De stad Aalst heft sinds de invoering van het verplicht conformiteitsattest in 2021, een belasting van 500 EUR voor verhuurders die niet voldoen aan de verplichting van het conformiteitsattest. Tijdens de toezichtstermijn heeft Vlaanderen (=de toezichthoudende overheid) het basisbesluit niet vernietigd, wat betekent dat het momenteel van kracht is tem 2025. Volgens toezicht is het hoofddoel van een belasting altijd fiscaal. Een belasting inzetten als sanctioneringsmechanisme betekent machtsafwending en is niet toegelaten. Het Agentschap Binnenlands Bestuur adviseerde de stad om over te schakelen naar een gemeentelijke administratieve sanctie om zich zo in regel te stellen.
De gemeentelijke administratieve sanctie, van maximaal 350 EUR per inbreuk, zal vanaf 1/1/2023 worden toegepast voor elk pand dat niet aan de aanvraagverplichting voldoet.
Op 26 september 2022 ging het college van burgemeester en schepenen reeds principieel akkoord. De bijhorende reglementen werden verder uitgewerkt en zullen worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
Om de omvorming naar een GAS-procedure te realiseren worden volgende reglementen voorgelegd.
1. Aanpassing aan het reglement opmaak leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar, inventaris verwaarlozing/bouwvalligheid, inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest en het belastingreglement op de leegstaande en de bouwvallige/vervallen woningen en/of gebouwen en de onbewoonbaar of ongeschikt verklaarde woningen 2020-2025 van 17 december 2019 en latere wijziging in 2020.
2. aanpassing van het reglement verplicht conformiteitsattest van 26 mei 2020.
Bij elke aanvraag van een conformiteitsattest wordt een retributie aangerekend, zowel voor zelfstandige woningen als voor een gebouw met kamerwoningen. Het bedrag dient bij de aanvraag van het conformiteitsattest te worden betaald. De volledige procedure is opgenomen in het retributiereglement conformiteitsattest. (GR 17 december 2019 en latere wijzigingen).
Iedere eigenaar van een huurwoning, die conform de jaarlijkse fasering zoals bepaald in ‘artikel 3 toepassingsgebied’ nog geen conformiteitsattest heeft, heeft een jaarlijkse aanvraagverplichting. Deze jaarlijks terugkerende aanvraagverplichting wordt jaarlijks gehandhaafd met een gemeentelijke administratieve sanctie.
3. Invoeren van de gemeentelijke administratieve sanctie in de GAS-codex
4. Aanstelling GAS-vaststellers ikv aanvraagverplichting conformiteitsattest
4 medewerkers; Kristen De Troyer, Jeroen Ghijselinck, Frederik Cocquyt en Iwein Van den Steen; van team Wonen volgden de opleiding tot GAS-vaststeller en worden aangesteld voor de vaststelling van de inbreuken op artikel 41 van de GAS-codex.
Team Wonen adviseert gunstig om de gemeentelijke administratieve sanctie in te voeren vanaf 2023. Zo handelt de stad conform het advies van binnenlands bestuur en conform het aangenomen voorstel van decreet van 14 juli 2021. Ook in de gewijzigde procedure zullen eigenaars maximaal geïnformeerd worden over hun verplichtingen via infosessie, brieven en brochures.
Advies dienst financiën: akkoord om vanaf aanslagjaar 2023 de heffing voor de inventaris “huurwoningen verplicht conformiteitsattest” te vervangen door een GAS-boete.
Advies sanctionerend ambtenaar stad Aalst: Het is niet toegelaten om huurwoningen te belasten als ze niet beschikken over het gemeentelijk verplicht conformiteitsattest. Artikel 3.2, eerste lid, 1° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 voorziet in de mogelijkheid voor de gemeenteraad om bij verordening het conformiteitsattest verplicht te stellen en om, zolang niet aan die verplichting is voldaan, een jaarlijkse terugkerende verplichting op te leggen om het conformiteitsattest aan te vragen. Een inbreuk op de jaarlijkse verplichting kan jaarlijks opnieuw gehandhaafd worden op basis van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
Advies juridische zaken: Er geen opmerkingen betreffende de aanpassingen van de reglementen, meer specifiek belastingreglement en reglement verplicht conformiteitsattest huurwoningen. De doorgevoerde aanpassingen zijn conform het advies van binnenlands bestuur en conform het aangenomen voorstel van decreet van 14 juli 2021. Juridische Zaken verleent derhalve gunstig advies.
Advies Wonen Vlaanderen: gunstig advies.
Artikel 3.2, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021
Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties
Principiële goedkeuring van 26 september 2022 van het college van burgemeester en schepenen.
Koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving, opleiding en bevoegdheid van de ambtenaren en personeelsleden die bevoegd zijn tot vaststelling van inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sanctie.
akkoord te gaan om de GAS-procedure toe te passen als handhavingsinstrument binnen de procedure verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen en akkoord te gaan met de wijzigingen aan het reglement verplicht conformiteitsattest voor huurwoningen.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
Vlaanderen vraagt om het verplicht conformiteitsattest niet meer met een belasting maar wel met een gemeentelijke administratieve sanctie te sanctioneren. Bijgevolg wordt de inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest opgeheven.
Er zijn ook een aantal tekstuele aanpassingen om interpretatie te voorkomen.
1. Aanpassingen in functie van het handboek 'woningkwaliteit' van Vlaanderen
Het Vlaams parlement heeft op 14 juli 2021 een voorstel van decreet aangenomen dat gemeenten met een verplicht conformiteitsattest de ruimte geeft om het niet naleven van de verplichting jaarlijks te handhaven. De gemeenten kunnen in hun verordening over het verplicht conformiteitsattest een jaarlijkse aanvraagverplichting opleggen voor elke woning die nog geen conformiteitsattest heeft. Die jaarlijks terugkerende verplichting kan dan ook jaarlijks gehandhaafd worden met een gemeentelijke administratieve sanctie (GAS).
De gemeente kan de aanvraagverplichting opnemen in het gemeentelijk reglement dat het conformiteitsattest verplicht en de sanctie opnemen in hun GAS-boete reglementering.
Om dit te kunnen realiseren is een praktische organisatie nodig waarbij gemeenten in kaart brengen welke woningen verhuurd zijn en welke over een conformiteitsattest beschikken. Daarnaast is het raadzaam dat de gemeente een werkwijze ontwikkelt om de houder van het zakelijk recht vooraf te verwittigen en te informeren.
Vlaanderen vraagt om het verplicht conformiteitsattest niet meer met een belasting maar wel met een gemeentelijke administratieve sanctie te sanctioneren.
In vele steden en gemeenten (ook in Aalst) werd de handhaving geregeld door middel van een extra inventaris toe te voegen aan het belastingreglement, nl. de 'inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest'. Elke eigenaar van een huurwoning, die verplicht over een conformiteitsattest moet beschikken, en dat niet heeft, wordt opgenomen in deze inventaris. Naar analogie met de andere inventarissen is er een jaarlijkse belasting verschuldigd zolang de huurwoning niet geschrapt is uit de 'inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest'.
Gelet op de vraag van Vlaanderen is het aangewezen alle bepalingen met betrekking tot de 'inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest' uit het reglement te halen en vanaf 1 januari 2023 een sanctie te voorzien in de GAS-boete reglementering.
Artikels 2.40., 6.2.1.3. ,11.2.2.1. & 15 worden aangepast ter verduidelijking.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 6,50 EUR | 7,25 EUR | 7,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 13,00 EUR | 14,51 EUR | 14,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 19,50 EUR | 21,76 EUR | 22,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 144,00 EUR | 160,70 EUR | 161,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 288,00 EUR | 321,40 EUR | 321,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 432,00 EUR | 482,11 EUR | 482,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 1 625,00 EUR | 1 813,48 EUR | 1 813,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 3 251,00 EUR | 3 628,07 EUR | 3 628,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4 876,00 EUR | 5 441,55 EUR | 5 442,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
In het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 15 december 2020, houdende een reglement opmaak leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar, inventaris verwaarlozing/bouwvalligheid en het belastingreglement op de leegstaande en de bouwvallige/vervallen woningen en/of gebouwen en de onbewoonbaar of ongeschikt verklaarde woningen 2020 - 2025, worden volgende bepalingen met betrekking tot de inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest opgeheven met ingang van 1 januari 2023:
De titel wordt vervangen door: "Reglement opmaak leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar, inventaris verwaarlozing/bouwvalligheid en het belastingreglement op de leegstaande en de bouwvallige/vervallen woningen en/of gebouwen en de onbewoonbaar of ongeschikt verklaarde woningen 2020-2025".
Artikel 1 wordt volledig vervangen door:
"De artikels 2 t.e.m. 6 bevatten de bepalingen m.b.t. het reglement opmaak leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar en inventaris verwaarlozing/bouwvalligheid.
De artikels 7 t.e.m. 14 bevatten de bepalingen m.b.t. het belastingreglement. Artikel 15 is een algemene bepaling omtrent het digitaal loket van de stad Aalst."
In artikel 2 wordt punt 2.28 "Inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest: De stedelijke inventaris die door de stad Aalst vanaf 2021 wordt opgemaakt van alle woningen die voldoen aan de voorwaarden zoals voorzien in onderhavig besluit." geschrapt.
In artikel 3 wordt punt 3.4. "Inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest bestaande uit: Huurwoningen die volgens het bouwjaar verplicht over een conformiteitsattest dienen te beschikken." geschrapt.
De laatste paragraaf van artikel 3 wordt volledig vervangen door: "Een woning, woonhuis of gebouw kan op verschillende inventarissen voorkomen. Een woning of woonhuis dat of gebouw die in de inventaris van verwaarlozing is opgenomen kan ook in het leegstandsregister worden opgenomen en omgekeerd. Een woning of woonhuis dat in de inventaris ongeschikt- of onbewoonbaarheid is opgenomen kan ook in de inventaris van verwaarlozing worden opgenomen en omgekeerd. Maar het kan niet in het leegstandsregister worden opgenomen (volgens, art. 2.13 Vlaams Codex Wonen). Een woning of woonhuis dat in het leegstandsregister is opgenomen kan ook in de inventaris ongeschikt/onbewoonbaarheid worden opgenomen.".
In artikel 4 wordt punt 4.5. "Huurwoningen verplicht conformiteitsattest: per 1 januari van het jaar waarin het conformiteitsattest, volgens de gefaseerde invoering en het bouwjaar van de woning, verplicht wordt gesteld." geschrapt.
In artikel 5 wordt punt 5.4. "Inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest 5.4.1. Het onderzoek De administratie en bevoegde ambtenaren voeren een administratief onderzoek om te bepalen of een woning/woonhuis als huurwoning wordt aangewend of er de intentie is om de woning op de huurmarkt aan te bieden. 5.4.2. Het registratieattest: De administratie brengt de zakelijk gerechtigden op de hoogte van de beslissing tot opname van het betreffende pand in de inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest. Dit gebeurt via een beveiligde zending. 5.4.3. Beroep tegen opname: De zakelijk gerechtigde kan binnen 30 dagen vanaf de dag na de betekening van het registratieattest, beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in de inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend aan het college van burgemeester en schepenen, ter attentie van team Wonen, Werf 9, 9300 Aalst en moet minstens het volgende bevatten: Identiteit en adres van de indiener; Handtekening van de zakelijk gerechtigde; Verwijzing naar het registratieattest van de woning/het woonhuis waarover het gaat; Bewijsstukken waaruit blijkt dat het geen huurwoning betreft. 5.4.4. Beoordeling van het aangetekende beroep: De administratie registreert het beroepschrift en meldt de ontvangst aan de indiener. De beroepsinstantie, namelijk het college van burgemeester en schepenen kan haar bevoegdheden ter zake delegeren naar één of meer personeelsleden van de gemeente. De beroepsinstantie beoordeelt het beroep binnen 90 dagen (vanaf de dag na de betekening van het beroepschrift). Eerst wordt de ontvankelijkheid nagekeken. Het beroep is onontvankelijk als het te laat werd ingediend of niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde (of zijn gemachtigde). Het ontbreken van bewijsstukken is geen reden om een beroep onontvankelijk te verklaren. In dat geval kan bijkomende informatie worden opgevraagd. Als het beroep onontvankelijk is, wordt dat aan de indiener meegedeeld en wordt de beroepsprocedure als afgehandeld beschouwd en wordt de opname verdergezet. Als het beroep wel ontvankelijk is, wordt de gegrondheid onderzocht. Dit kan gebeuren op basis van de bijgevoegde bewijsstukken, maar ook door een feitenonderzoek ter plaatse. De beroepsinstantie geeft kennis van zijn beslissing per beveiligde zending. Als het beroep gegrond geacht wordt of als de beroepsinstantie geen beslissing neemt binnen de vooropgestelde termijn, wordt de opname in de inventaris van huurwoningen verplicht conformiteitsattest ongedaan gemaakt. 5.4.5. Opname in de inventaris van huurwoningen verplicht conformiteitsattest: Als er niet tijdig beroep werd ingediend, als het beroep onontvankelijk is of niet werd ingewilligd wordt de opname in de inventaris van huurwoningen verplicht conformiteitsattest definitief. De woning/het woonhuis wordt opgenomen op 1 januari van het jaar waarin het conformiteitsattest verplicht wordt gesteld." geschrapt.
In artikel 6 wordt in punt 6.1., §2, de tekst "De schrapping uit de inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest gebeurt:
In artikel 6 wordt punt 6.2.4. "Inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest: Huurwoningen worden geschrapt op datum van: de afgifte van een conformiteitsattest, uitgezonderd indien het conformiteitsattest laattijdig is aangevraagd. Deze schrapping gebeurt automatisch door de administratie; een besluit van de burgemeester tot het ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaren van de woning; de woning zal dan worden opgenomen in de inventaris ongeschikt/onbewoonbaarheid. Deze schrapping gebeurt automatisch door de administratie; vaststelling dat het geen huurwoning meer is; vaststelling van sloping van de woning; vaststelling dat er geen woonfunctie meer is, mits er een omgevingsvergunning voor de functiewijziging werd bekomen." geschrapt.
In artikel 10 wordt punt 10.2. "Inventaris huurwoningen verplicht conformiteitsattest: 500,00 EUR." geschrapt.
In het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 15 december 2020, houdende een reglement opmaak leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar, inventaris verwaarlozing/bouwvalligheid en het belastingreglement op de leegstaande en de bouwvallige/vervallen woningen en/of gebouwen en de onbewoonbaar of ongeschikt verklaarde woningen 2020 - 2025, worden volgende artikels aangepast om interpretatie te vermijden met ingang van 1 januari 2023:
Artikel 2.40. wordt volledig vervangen door: "Renovatie: Het herstellen en/of gedeeltelijk vernieuwen/heropbouwen van een bestaande woning/gebouw, waardoor het weer bewoonbaar/bruikbaar wordt naar de huidige maatstaven en woonkwaliteitsnormen.".
Artikel 6.2.1.3. wordt volledig vervangen door: "Herkwalificering van een woning of gebouw:
Verschillende toestanden zijn mogelijk, nl.
De woning of het gebouw kan geschrapt worden als er minstens 50% van de totale vloeroppervlakte van alle nieuwe entiteiten wordt bewoond/in gebruik is conform de vergunde toestand gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Een woning of gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt op datum dat het gebouw gedurende ten minste zes opeenvolgende maanden werd aangewend voor minstens vijftig procent van de totale vloeroppervlakte volgens de functie.
Alle entiteiten kunnen geschrapt worden, ingeval er slechts 1 entiteit bestaat, als de woning of het gebouw voldoet aan de voorwaarde van schrapping zoals omschreven in punt 6.2.1.1. en 6.2.1.2.
Alle entiteiten kunnen geschrapt worden, ingeval er meerdere entiteiten bestaan, als er minstens 50% van de totale vloeroppervlakte van alle nieuwe entiteiten wordt bewoond/in gebruik is conform de vergunde toestand.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het verzoek.".
Artikel 11.2.2.1. wordt volledig vervangen door: "Niet-vergunningsplichtige renovatiewerken:
Een woning, woonhuis of gebouw waarin grondige renovatiewerken worden uitgevoerd. Het doel van de renovatiewerken is het herstellen en/of gedeeltelijk vernieuwen/heropbouwen van een bestaande woning, woonhuis of gebouw, waardoor het weer bewoonbaar/bruikbaar wordt naar de huidige maatstaven en woonkwaliteitsnormen.
De renovatiewerken vereisen geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen overeenkomstig het decreet Omgevingsvergunning. De uitvoering van de werken vereisen een aanzienlijke werktijd en hebben een significante omvang die de normale bewoning belemmeren.
Om deze vrijstellingsgrond in te roepen is een renovatiedossier vereist. Combinaties van volgende werken komen in aanmerking voor het renovatiedossier:
Uitgesloten zijn verfraaiingswerken, zoals schilder- en behangwerken, tuinaanleg. Deze opsomming is niet limitatief.
Er wordt vrijstelling verleend voor 2 opeenvolgende verjaringen van de registratiedatum, na goedkeuring van het renovatiedossier. Deze vrijstellingsgrond kan maximaal 2 maal worden ingeroepen.
De eerste aanvraag tot vrijstelling bestaat uit een renovatienota, deze kan volgende documenten bevatten:
Indien een vrijstelling wordt aangevraagd moet worden aangetoond dat de 12 maanden voorafgaand aan de verjaring van de registratiedatum, werken werden uitgevoerd.
Een tweede aanvraag voor deze vrijstellingsgrond bestaat uit de aanvraag van een bezoek ter plaatse door de woningcontroleur. De woningcontroleur beoordeelt ter plaatse of er voldoende voortgang is gemaakt met de renovatie tijdens de eerste vrijstellingsperiode en dat er nog steeds sprake is van grondige renovatiewerken die dermate aanzienlijke werktijd vereisen dat een verlenging van 2 jaar vereist is. De woningcontroleur is bevoegd om de vrijstellingsaanvraag te beoordelen op kwaliteit, noodzaak en gegrondheid en meldt de toekenning of weigering ervan aan de administratie.".
Artikel 15 wordt volledig vervangen door: "Communicatie met de stad Aalst, dienst Ruimtelijke ordening en wonen - team Wonen, omtrent het indienen van o.a. een beroep tegen een opname in een inventaris, het aanvragen van vrijstellingen of een schrapping uit een inventaris, zal kunnen via het digitaal loket van de stad Aalst vanaf het moment dat dit beschikbaar is.".
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 15 december 2020, houdende een reglement opmaak leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar, inventaris verwaarlozing/bouwvalligheid en het belastingreglement op de leegstaande en de bouwvallige/vervallen woningen en/of gebouwen en de onbewoonbaar of ongeschikt verklaarde woningen 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 10 | Tarieven | Tarieven | Minimum |
| 10.1. | Leegstandsregister, inventaris ongeschikt/onbewoonbaar, inventaris verwaarlozing en bouwvalligheid | ||
| 10.1.1. | Individuele kamer of studentenkamer (forfaitair per kamer per jaar) | ||
| 161,00 EUR | - | |
| 321,00 EUR | - | |
| 482,00 EUR | - | |
| 10.1.2. | Volledig gebouw, woning of woonhuis (per m² per jaar) | ||
| 7,50 EUR | 1 813,00 EUR | |
| 14,50 EUR | 3 628,00 EUR | |
| 22,00 EUR | 5 442,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Sinds de opening van een filiaal van Carrefour Express ter hoogte van de Houtmarkt worden er regelmatig leveringen gemaakt. Om deze reden vragen ze ook een laad- en loszone aan.
Team Mobiliteit stelt voor om een laad- en loszone (18meter) in te richten ter hoogte van Houtmarkt huisnummer 13 tot en met huisnummer 16. Op deze manier kan eventuele hinder, die het leveren van goederen met zich mee kan brengen, zoveel mogelijk voorkomen worden.
Raadslid Ann Van de Steen vraagt om de verdaging van dit punt.
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988;
Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;
Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968;2
Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;
Gelet op het decreet van 16 mei 2008 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en de bekostiging van de verkeerstekens;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2009 betreffende de aanvullende reglementen op het wegverkeer en de plaatsing en bekostiging van de verkeerstekens;
Gelet op de omzendbrief MOB/2009/1 van 3 april 2009;
Gelet op het beleidsplan Mobiliteit, definitief vastgesteld door de gemeenteraad op 19 september 2017;
De vraag van raadslid Ann Van de Steen om dit punt te verdagen te verwerpen.
Akkoord te gaan met het instellen van een laad- en loszone (18 meter) ter hoogte van Houtmarkt huisnummer 13 tot en met huisnummer 16.
Akkoord te gaan met dat de laad- en loszones wordt aangeduid door middel van een verkeersbord E1 aangevuld met een onderbord 'van maandag t.e.m. vrijdag van 6 uur tot 18 uur' en onderbord Xc '18m'.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 28 september 2020 principieel akkoord te gaan met de aanpassing van het ontwerp zodat over het hele traject Gudstraat, Koning Albertstraat, Kattenbroekstraat, Rijgerstraat en Beugemstraat fietspaden worden voorzien tussen Herdersem (Pontweg) en de Leirekensroute in de Beugemstraat.
In zelfde zitting werd principieel beslist akkoord te gaan met de opstart van de grondinnames, nodig om de fietspaden te realiseren, door de dienst Juridische zaken - patrimonium en het werk voor schattingen en onderhandelingen uit te besteden aan de grondverwervingsdiensten van Aquafin.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 14 december 2020 In het kader van de geplande riolerings- en wegenwerken van de dienst Mobiliteit en openbare werken akkoord te gaan om de schattingen en onderhandelingen uit te besteden aan de diensten van Aquafin voor de dossiers Herdersem Gudstraat - Kattenbroekstraat (85 innames), Aalst Hoezekouterdreef (35 innames), Erembodegem Welleweg - Asterstraat (18 innames), Moorsel Gevergemveldbaan (15 innames), Nieuwerkerken Bremtstraat (80 innames), Gijzegem Pachthofstraat (45 innames).
In zelfde zitting werd beslist de nodige budgetten te voorzien onder het exploitatiebudget Mobiliteit en openbare werken, onder MJP000437 – AC000194 – artikelnummer 0310‑70/6131100 (Aquafin (Riototaal): afkoppelingsstudies, onderhoud pompstations, advisering, modelberekeningen, onderhandelingen voor grondinnames voor rioleringsprojecten - Erelonen en vergoedingen consultancy).
In het kader van de geplande riolerings- en wegenwerken te Herdersem-Moorsel, Gudstraat, Kattenbroekstraat, Koning Albertstraat, Biesebroekweg, Baaikensveldweg, Bloemenveldstraat, deel Rijgerstraat en deel Avouestraat, zijn 73 grondverwervingen noodzakelijk.
Aquafin waardeerde de benodigde percelen voor een totale aankoopwaarde, inclusief werkzones, pachtafstanden, uitwinnings- en schadevergoedingen voor 491.711,52 EUR.
De gemeenteraad besliste in zitting van 30 november 2021 om reden van openbaar nut, in het kader van de geplande riolerings- en wegenwerken te Herdersem-Moorsel, Gudstraat, Kattenbroekstraat, Koning Albertstraat, Biesebroekweg, Baaikensveldweg, Bloemenveldstraat, deel Rijgerstraat en deel Avouestraat, akkoord te gaan met de grondverwervingen voor de geschatte waarde van 491.711,52 EUR.
In zelfde zitting werd beslist notariskantoor Caudron, Herzeel en Breckpot, met standplaats te Aalst en Erembodegem, aan te stellen voor de afhandeling van de notariële akten.
Na start van de onderhandelingen door Aquafin blijkt de waardebepaling van de landbouwgronden te laag te zijn. Voor de opmaak van het schattingsverslag werden vergelijkingspunten gebruikt van diverse jaren terug. Aangezien de prijzen de laatste tijd sterk stegen, is de gemiddelde eenheidsprijs van 3,46 EUR/m² te laag
In Oost-Vlaanderen was de gemiddelde prijs van landbouwgrond een jaar geleden meer dan 6 EUR/m².
7 EUR/m² kan vandaag worden weerhouden als waarde voor dergelijke percelen.
Met deze kennis werd een geactualiseerd schattingsverslag opgemaakt. Op basis hiervan dient een budgetverhoging van 70.000 EUR te worden voorzien.
De gemeenteraad besliste in zitting van 31 mei 2022 om reden van openbaar nut, in het kader van de geplande riolerings- en wegenwerken te Herdersem-Moorsel, Gudstraat, Kattenbroekstraat, Koning Albertstraat, Biesebroekweg, Baaikensveldweg, Bloemenveldstraat, deel Rijgerstraat en deel Avouestraat, akkoord te gaan met een budgetverhoging van 70.000,00 EUR.
Aquafin bezorgde ons de door de eigenaars ondertekende overeenkomsten.
De eigenaars ondertekende een onderhandse koopovereenkomst, waarin zij zich verbinden te verkopen aan de stad Aalst, een bovengrondse inname van 93,00 m² te Aalst-Herdersem, kadastraal gekend 7°afdeling, sectie B, deel nummers 359 B en 354 N, zijnde inname 34 en 55 van het plan, voor de prijs van 405,25 EUR.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 28 november 2022 kennis te nemen van de afgesloten overeenkomsten voor inname 34 en 55, in het kader van de geplande riolerings- en wegenwerken te Herdersem-Moorsel, Gudstraat, Kattenbroekstraat, Koning Albertstraat, Biesebroekweg, Baaikensveldweg, Bloemenveldstraat, deel Rijgerstraat en deel Avouestraat.
In zelfde zitting werd beslist voormelde overeenkomsten ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad.
In het dossier worden de overeenkomsten toegevoegd.
De bepalingen van het Decreet over het lokaal bestuur.
om reden van openbaar nut, in het kader van de geplande riolerings- en wegenwerken te Herdersem-Moorsel, Gudstraat, Kattenbroekstraat, Koning Albertstraat, Biesebroekweg, Baaikensveldweg, Bloemenveldstraat, deel Rijgerstraat en deel Avouestraat, over te gaan tot de verwerving van de inname 34 en 55 van het plan en hiervoor de onderhandse overeenkomsten goed te keuren.
de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad en de heer Wim Leerman, algemeen directeur, aan te stellen als verschijners namens de stad om voormelde overeenkomsten te ondertekenen na goedkeuring door de gemeenteraad.
De stad Aalst werkt aan de uitbouw van een robuuste multifunctionele groenpool, grenzend aan de stadskern van Aalst en de dorpskernen van Erembodegem, Hekelgem en Denderleeuw. Deze groenpool moet in de toekomst uitgroeien tot één grote groene recreatieve long voor de inwoners van Aalst en omstreken.
Binnen de groenpool wil de stad de bestaande natuurkernen uitbreiden, versterken en beter met elkaar verbinden. Bijkomend willen we een antwoord bieden op de grote stijgende vraag naar groene recreatie zoals wandelen, fietsen, joggen, speelnatuur,… Vandaar dat de stad op zoek is naar percelen om te bebossen/beplanten en/of verder in te richten.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 25 april 2022 in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, principieel akkoord te gaan met de aankoop van de percelen grond gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2525, 2477C, 2549, 2505E, 2545, 2546G, 3077A, 2546F en 2477D, voor de prijs van 51.802,00 EUR.
In zelfde zitting werd beslist kennis te nemen van de door de eigenaars ondertekende verkoopbeloftes voor verkoop van de percelen grond gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2525, 2477C, 2549, 2505E, 2545, 2546G, 3077A, 2546F en 2477D, voor de prijs van 51.802,00 EUR, voormelde verkoopbeloftes ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad en de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad en de heer Wim Leerman, algemeen directeur, of hun vervangers, aan te stellen als verschijners namens de stad om voormelde verkoopbeloftes te ondertekenen na goedkeuring door de gemeenteraad.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 9 mei 2022 in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, principieel akkoord te gaan met de aankoop van de percelen gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 1990A, 1992A en 1992B, met een totale oppervlakte van 5.620,00 m², voor de prijs van 24.806,25 EUR.
In zelfde zitting werd beslist kennis te nemen van de door de eigenaar ondertekende verkoopbelofte voor verkoop van de percelen gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 1990A, 1992A en 1992B, met een totale oppervlakte van 5.620,00 m², voor de prijs van 24.806,25 EUR, voormelde verkoopbeloftes ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad en de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad en de heer Wim Leerman, algemeen directeur, of hun vervangers, aan te stellen als verschijners namens de stad om voormelde verkoopbeloftes te ondertekenen na goedkeuring door de gemeenteraad.
De gemeenteraad besliste in zitting van 31 mei 2022 om reden van openbaar nut, in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, akkoord te gaan met de aankoop van de percelen grond gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2525, 2477C, 2549, 2505E, 2545, 2546G, 3077A, 2546F, 2477D, 1990A, 1992A en 1992B, voor de prijs van 76.608,25 EUR, op basis van de voorwaarden opgenomen in de verkoopbeloftes
In zelfde zitting werd beslist notaris Lien Couck, met standplaats te Aalst, aan te stellen als instrumenterend notaris voor de stad, voor de opmaak en het verlijden van de notariële akten inzake.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 13 juni 2022 in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, principieel akkoord te gaan met de aankoop van het perceel gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2577, met een totale oppervlakte van 5.400,00 m², voor de prijs van 20.520,00 EUR en de pachtbeëindiging op het perceel voor het bedrag van 4.050,00 EUR, kennis te nemen van de door de eigenaar ondertekende verkoopbelofte voor verkoop van het perceel gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2577, met een oppervlakte van 5.400,00 m², voor de prijs van 20.520,00 EUR en kennis te nemen van de door de pachter ondertekende belofte tot pachtbeëindiging voor het perceel gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2577, met een oppervlakte van 5.400,00 m², voor het bedrag van 4.050,00 EUR.
In zelfde zitting werd beslist voormelde verkoopbelofte en belofte tot pachtbeëindiging ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad en de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad en de heer Wim Leerman, algemeen directeur, of hun vervangers, aan te stellen als verschijners namens de stad om voormelde verkoopbelofte en belofte tot pachtbeëindiging te ondertekenen na goedkeuring door de gemeenteraad.
De gemeenteraad besliste in zitting van 28 juni 2022 om reden van openbaar nut, in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, akkoord te gaan met de aankoop van het perceel gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummer 2577, met een totale oppervlakte van 5.400,00 m², voor de prijs van 20.520,00 EUR en de pachtbeëindiging op het perceel voor het bedrag van 4.050,00 EUR, op basis van de voorwaarden opgenomen in de verkoopbelofte en de belofte tot pachtbeëindiging en notaris Lien Couck, met standplaats te Aalst, aan te stellen als instrumenterend notaris voor de stad, voor de opmaak en het verlijden van de notariële akten inzake.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 28 november 2022 kennis te nemen van de aankoop van de percelen gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummers 2477C, 2549, 2505E, 2546F, 2477D, 1990A, 1992A en 1992B, in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, voor de prijs van 56.442,25 EUR, op basis van de voorwaarden opgenomen in de ontwerpakte opgemaakt door notaris Lien Couck, met standplaats te Aalst.
In zelfde zitting werd beslist voormelde ontwerpakten ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 5 december 2022 kennis te nemen van de aankoop en pachtbeëindiging van de percelen gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummers 2545, 2546G, 2577 en 3077A, in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, voor de prijs van 35.053,00 EUR, op basis van de voorwaarden opgenomen in de ontwerpakten opgemaakt door notaris Lien Couck, met standplaats te Aalst.
In zelfde zitting werd beslist voormelde ontwerpakten ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad.
In het dossier worden de ontwerpakten toegevoegd.
De bepalingen van het decreet over het lokaal bestuur.
Op 30 maart 2021 werd de visienota en het actieprogramma uit de studie het ontwikkelen van een multifunctionele Groenpool Aalst goedgekeurd door de gemeenteraad.
om reden van openbaar nut over te gaan tot de aankoop van de percelen gelegen te Aalst-Erembodegem, 11°afdeling, sectie A, nummers 2477C, 2549, 2505E, 2546F, 2477D, 1990A, 1992A, 1992B, 2545, 2546G, 2577 en 3077A, in het kader van de uitbouw van de groenpool Aalst te Erembodegem, voor de prijs van 91.495,25 EUR, op basis van de voorwaarden opgenomen in de ontwerpakten opgemaakt door notaris Lien Couck, met standplaats te Aalst.
de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad, samen met de heer Wim Leerman, algemeen directeur of hun vervangers, aan te stellen als verschijners namens de stad bij het verlijden van voormelde akten.
Bij gemeenteraadsbeslissing van 29 november 2016 werd de principebeslissing van de cluster Mobiliteit en openbaar domein, goedgekeurd voor de heraanleg van de Grote Baan te Herdersem-Aalst.
De riolerings- en wegeniswerken situeren zich langs de Alfons De Cockstraat en de Grote Baan (enerzijds tussen Wijngaardveld en Kapelleommegang en anderzijds tussen Middenweg en grens met Wieze). De werken tussen Baatmeers en de grens met Wieze beperken zich tot het opbreken van de bestaande voetpadverhardingen en het heraanleggen van fiets- en voetpaden.
In het kader van module 4 (grondverwervingen rioleringsdossiers) van de dienstverleningsovereenkomst betreffende de uitbouw en het beheer van gemeentelijke afvalwaterzuiveringsinfrastructuur tussen de stad Aalst en de Aquafin nv maakt Aquafin nv ons de raming over voor de te verwerven terreinen in het kader van project AST3008 “Grondverwerving Grote Baan te Herdersem”.
Voor dit project dienen 200 innemingen te worden gerealiseerd.
In zitting van 1 september 2017 ging het college van burgemeester en schepenen principieel akkoord om in het kader van het Aquafin project AST3008 “Grondverwerving Grote Baan te Herdersem”, over te gaan tot de verwerving van 200 innames en hiervoor een budget vrij te maken van 350.000,00 EUR op basis van de ramingen opgemaakt door Aquafin nv. In zelfde zitting werd beslist notarissen Pascale Van den Bossche, Frederic Caudron, Danièle Breckpot en notariskantoor Van Maele en Couck aan te stellen als instrumenterende notarissen voor de stad om de ontwerpakten voor te bereiden die aan de gemeenteraad zullen worden voorgelegd, om na goedkeuring van de verwervingen door de gemeenteraad, de authentieke akten te verlijden.
In zitting van 18 september 2018 , keurde de gemeenteraad de onderhandse overeenkomsten goed voor de inname 77, 78 en 132.
Het college besliste in zitting van 28 november 2022 kennis te nemen van de grondverwerving in het kader van de uitvoering van het Aquafinproject AST3008, “Grondverwerving Grote Baan te Herdersem”, te Herdersem, Grote Baan, 7°afdeling, sectie B, nummers 864 M4 P0000, 864 P4 P0000 en 969 H P0000, zijnde inname 77 - 78 - 132 van het plan, mits een vergoeding van 6.922,20 EUR, op basis van de voorwaarden vermeld in de ontwerpakte opgemaakt door notariskantoor Caudron, Herzeel en Breckpot, met standplaats te Aalst en Erembodegem en besliste voormelde ontwerpakten ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeenteraad.
In het dossier wordt de ontwerpakte toegevoegd
De bepalingen van het Decreet over het lokaal bestuur.
om reden van openbaar nut over te gaan tot de grondverwerving in het kader van de uitvoering van het Aquafinproject AST3008, “Grondverwerving Grote Baan te Herdersem”, te Herdersem, Grote Baan, 7°afdeling, sectie B, nummers 864 M4 P0000, 864 P4 P0000 en 969 H P0000, zijnde inname 77 - 78 - 132 van het plan, mits een vergoeding van 6.922,20 EUR, op basis van de voorwaarden vermeld in de ontwerpakte opgemaakt door notariskantoor Caudron, Herzeel en Breckpot, met standplaats te Aalst en Erembodegem
de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad, samen met de heer Wim Leerman, algemeen directeur of hun vervangers, aan te stellen als verschijners namens de stad bij het verlijden van voormelde akte.
Door het Vlaamse Gewest werd op de verlaten spoorbedding tussen de Kerrebroekstraat te Aalst en de Lange Haagstraat te Gijzegem en de zone langsheen de Dender tussen de Zwarte Hoekbrug en de Sint-Annabrug een fiets- en wandelpad "De Bielzen" aangelegd.
De domeinconcessie tussen de stad en NMBS liep af en dient te worden hernieuwd.
NMBS bezorgde een nieuwe domeinconcessie van 1 oktober 2022 tot 30 september 2024, met een jaarlijkse vergoeding van 4.884,80 EUR, geïndexeerd, voor een oppervlakte van 48.448,00 m².
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 5 december 2022 principieel akkoord te gaan met de verlenging van de domeinconcessie tussen de stad en NMBS, voor de bezetting van het fiets- en wandelpad De Bielzen te Aalst en Gijzegem, voor een periode van 2 jaar, van 1 oktober 2022 tot 30 september 2024, met een jaarlijkse vergoeding van 4.884,80 EUR, geïndexeerd, voor een oppervlakte van 48.448,00 m² op basis van de ontwerpovereenkomst.
In zelfde zitting werd beslist voormelde overeenkomst voor te leggen aan de gemeenteraad.
Team Planning en stadsvernieuwing geeft gunstig advies tot verlenging van deze concessie overeenkomst er van uit gaande dat deze verlenging vereist is om dit pad als openbaar fiets- en wandelpad te kunnen blijven gebruiken.
Dienst Vergunningen en handhaving milieu: geen bezwaar tegen de verlenging
Vanuit dienst Ruimtelijke Ordening geen bezwaren.
Team Mobiliteit geeft gunstig advies.
De dienst Economie en zorginnovatie verleend een gunstig advies voor het verlengen van de bestaande overeenkomst. Er wordt voorgesteld om de mogelijkheid tot uitbreiding van het contract in functie van de realisatie van een fiets- en wandelverbinding tussen de Langehaagstraat en Pachthofstraat te Gijzegem – Aalst vooraf te onderzoeken en met de eigenaar te bespreken.
Stafdienst Coördinatie ruimte - patrimonium geeft positief advies. De overeenkomst wordt maar voor 2 jaar verlengd, aangezien de NMBS met de stad besprekingen voert om het fietspad eventueel na deze periode aan ons te verkopen. Onze dienst heeft hierover echter geen verdere info.
Artikel 40-41 van het decreet over lokaal bestuur
akkoord te gaan met de verlenging van de domeinconcessie tussen de stad en NMBS, voor de bezetting van het fiets- en wandelpad De Bielzen te Aalst en Gijzegem, voor een periode van 2 jaar, van 1 oktober 2022 tot 30 september 2024, met een jaarlijkse vergoeding van 4.884,80 EUR, geïndexeerd, voor een oppervlakte van 48.448,00 m², op basis van de ontwerpovereenkomst
de heer David Coppens, voorzitter gemeenteraad, samen met de heer Wim Leerman, algemeen directeur of hun vervangers, aan te stellen als verschijners namens de stad om voormelde overeenkomst te ondertekenen na goedkeuring.
Op 1 mei 2022 richtte de kerkfabriek Sint-Martinus Aalst aan het CBS een schrijven waarbij het standpunt vanuit de stad met betrekking tot een mogelijke eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk ten gunste van de stad Aalst werd gevraagd.
Het CBS besliste in zitting van 9 mei 2022 om, indien de kerkfabriek zou voorstellen om de eigendom van de Sint-Jozefkerk via een aangepaste juridische constructie over te dragen aan de stad Aalst, principieel in te stemmen met dit voorstel voor eigendomsoverdracht.
Op 13 juni 2022 nam het CBS akte van de notulen van de kerkfabriek Sint-Martinus Aalst van 12 juni 2022, waarbij de kerkfabriek haar goedkeuring gaf over een belofte tot eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk.
Hierbij verklaarde de kerkfabriek Sint-Martinus zich akkoord om het eigenaarschap van de Sint-Jozefkerk over te dragen aan de stad Aalst onder een aantal voorwaarden gesteld in de belofte tot eigendomsoverdracht. In het dossier wordt deze belofte toegevoegd in bijlage.
De belofte tot eigendomsoverdracht werd ondertekend op 12 juni 2022.
Kerkfabriek Sint-Martinus Aalst stelt voor om notaris Pascale Van Den Bossche, met standplaats te Aalst, aan te stellen als instrumenterend notaris in dit dossier.
De gemeenteraad besliste in zitting van 28 juni 2022 akkoord te gaan met de eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk gelegen te Aalst, Esplanadeplein 4C, kadastraal gekend 2°afdeling, sectie C, nummer 1064 G, met een kadastrale oppervlakte van 2.958,00 m², op basis van de voorwaarden opgenomen in de éénzijdige belofte tot eigendomsoverdacht.
In zelfde zitting werd beslist notariskantoor Pascal Van den Bossche, met standplaats te Aalst, aan te stellen als instrumenterend notaris voor de stad voor de afhandeling van de notariële akte.
Omzendbrief KB/ABB 2019/3 over de transacties van onroerende goederen door lokale en provinciale besturen en door besturen van de erkende erediensten is ook van toepassing op een overdracht om niet van een onroerend goed. Hieruit volgt dat de verplichtingen waarvan sprake in de omzendbrief moeten worden nageleefd. Dit betekent dat een recent schattingsverslag nodig is voor de waardebepaling.
Het schattingsverslag werd opgemaakt door landmeetkantoor Van Eester BVBA op 14 september 2022. Hierin werd het pand gewaardeerd op 475.000,00 EUR.
In het dossier wordt de ontwerpakte toegevoegd.
Op 1 mei 2022 richtte de kerkfabriek Sint-Martinus Aalst aan het CBS een schrijven waarbij het standpunt vanuit de stad met betrekking tot een mogelijke eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk ten gunste van de stad Aalst werd gevraagd.
Het CBS besliste in zitting van 9 mei 2022 om, indien de kerkfabriek zou voorstellen om de eigendom van de Sint-Jozefkerk via een aangepaste juridische constructie over te dragen aan de stad Aalst, principieel in te stemmen met dit voorstel voor eigendomsoverdracht.
Op 13 juni 2022 nam het CBS akte van de notulen van de kerkfabriek Sint-Martinus Aalst van 12 juni 2022, waarbij de kerkfabriek haar goedkeuring gaf over een belofte tot eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk.
Hierbij verklaarde de kerkfabriek Sint-Martinus zich akkoord om het eigenaarschap van de Sint-Jozefkerk over te dragen aan de stad Aalst onder een aantal voorwaarden gesteld in de belofte tot eigendomsoverdracht. In het dossier wordt deze belofte toegevoegd in bijlage.
De belofte tot eigendomsoverdracht werd ondertekend op 12 juni 2022.
Deze eigendomsoverdracht gebeurt om niet. Daar tegenover staat dat de stad dient te voldoen aan diverse bijzondere voorwaarden:
- de stad verbindt zich er toe de totale restauratie van de Sint Jozefkerk Aalst te financieren, deels door subsidies van de Vlaamse Regering, deels door eigen inbreng en daartoe ten gepaste tijde restauratiesubsidies aan te vragen.
- de stad verbindt zich er toe lopende de restauratie de eigendom van voormeld onroerend goed op generlei wijze te vervreemden of te belasten met zakelijke rechten
- de stad verbindt er zich toe om lopende de restauratie de Sint Jozefkerk verder bestemd blijft voor de eredienst behoudens wederzijds akkoord tot herbestemming.
- de stad zal eveneens alle werken van onderhoud en herstelling dewelke zich opdringen om nuttig gebruik te kunnen maken van het goed zonder verwijl uitvoeren en de kosten van deze werken van onderhoud en herstelling exclusief dragen en betalen.
De omzendbrief KB/ABB 2019/3 over de transacties van onroerende goederen door lokale en provinciale besturen en door besturen van de erkende erediensten is ook van toepassing op een overdracht om niet van een onroerend goed.
Hieruit volgt dat de verplichtingen waarvan sprake in de omzendbrief moeten worden nageleefd. Dit betekent dat een recent schattingsverslag nodig is voor de waardebepaling.
Het schattingsverslag werd opgemaakt door landmeetkantoor Van Eester BVBA op 14 september 2022. Hierin werd het pand gewaardeerd op 475.000,00 EUR.
Om redenen van algemeen belang kan worden aanvaard dat deze transactie zonder concurrentie verloopt. De stad zal zorgen voor het behoud van de Sint Jozefkerk Aalst door het uitvoeren en bekostigen van de nodige restauratiewerken.
Schepen Karim Van Overmeire vraag bij amendement om het beslissend gedeelte van dit besluit te vervangen door volgende tekst:
De gemeenteraad
Beslist
6. Op basis van de recente vaststellingen over de werkelijke staat van de kerk tot nader order niet in te stemmen met de voorliggende ontwerpakte tot eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk, Esplanadeplein, Aalst.
7. Aan het CBS opdracht te geven om gelijktijdig
7.1. de financiële kostprijs in te schatten en de maatschappelijke voor- en nadelen in kaart te brengen van de verschillende voorliggende scenario’s met betrekking tot de toekomst van de Sint-Jozefkerk te komen, nl.
Scenario 1. Geen verdere interventie van het lokale bestuur behalve indien strikt noodzakelijk voor de veiligheid.
Scenario 2. Volledige sloop van de kerk na opheffing van de beschermingsbesluiten.
Scenario 3. Sloop van het schip maar behoud van de toren na opheffing van de beschermingsbesluiten.
Scenario 4. Restauratie en herbestemming van de kerk op initiatief van het stadsbestuur.
In elk scenario moet ook een overzicht gegeven worden van de verschillende mogelijke werkwijzen en hun consequenties (bv. de voor- en nadelen van het plaatsen van een nooddak of de uitdagingen die gepaard gaan met een eventuele sloop).
7.2. alvast een degelijk onderbouwd dossier tot opheffing van de beschermingsbesluiten met betrekking tot de Sint-Jozefkerk op te stellen op basis van het feit dat het algemeen belang het behoud van de bescherming overstijgt. Elementen hierbij zijn het feit dat de huidige eigenaar financieel en organisatorisch niet in staat is om over te gaan tot restauratie, het feit dat de kerk een permanent reëel risico vormt voor de omgeving, het feit dat de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen op dit ogenblik een structurele belasting vormen van de stedelijke financiën; het feit dat een restauratie door te stad wellicht zou leiden tot de ontwrichting van de stedelijke financiën en het feit dat uit studies blijkt dat er voor deze kerk moeilijk een nuttige bestemming kan worden gevonden. Bovendien speelt de precedentwaarde ten opzichte van andere kerken en ander beschermd erfgoed dat ook geen eigendom is van de stad, en de ongelijke behandeling ten opzichte van eigenaars die wel voldaan hebben aan hun onderhoudsplicht.
Elke toekomstige vraag tot opheffing van de beschermingsbesluiten moet in elk geval gekoppeld worden aan overleg met het Agentschap en de minister van Onroerend Erfgoed over de manier waarop de meest waardevolle erfgoedelementen kunnen bewaard blijven.
8. Aan het CBS opdracht te geven om de resultaten van de in 7 gegeven opdracht te bespreken in Verenigde Commissie en voor te leggen aan de eerstvolgende gemeenteraad.
9. Aan het CBS opdracht te geven om, met betrekking tot alle kerken op ons grondgebied, een overzicht te geven van de bouwtechnische staat van de kerken in eigendom van de stad, en om aan het Centraal Kerkbestuur te vragen om hetzelfde te doen voor de kerken in eigendom van de kerkfabrieken; en hierover verslag uit te brengen aan de gemeenteraad.
De bepalingen van het decreet over het lokaal bestuur.
Het amendement ingediend door schepen Karim Van Overmeire met de vraag om het beslissend gedeelte van dit besluit aan te passen zoals beschreven in het overwegend gedeelte, te aanvaarden
Kennis te nemen van de inhoud van de ontwerpakte tot eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk, Esplanadeplein, Aalst.
De gemeenteraad heeft op de Verenigde Commissie van donderdag 8 december kennis genomen van de werkelijke staat van de Sint-Jozefkerk zoals bleek uit het onderzoek dat eind november werd uitgevoerd, met name
- enerzijds de problematiek van loszittende leien en brokstukken aan de daken, de toren en de voorgevel van de kerk,
- anderzijds de zeer recent aan het licht gekomen zeer ernstige stabiliteitsproblemen aan de dakconstructie van het schip, veroorzaakt door de balken die zwaar aangetast zijn door waterinfiltraties en de grote klopkever.
De gemeenteraad onderstreept dat voor het lokale bestuur de veiligheid van de school, de omwonenden en de voorbijgangers de eerste en belangrijkste bekommernis is, en neemt kennis van de genomen noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en spreekt zijn waardering uit voor het snelle en kordate optreden van de diverse stadsdiensten en externen.
De gemeenteraad onderstreept zijn gehechtheid aan de zorg voor onroerend erfgoed in Aalst, zoals onder meer blijkt uit de inspanningen van de opeenvolgende besturen in de dossiers Schotte, Sint-Martinuskerk, Utopia, belfort, het behoud van de Turbinehal, alsook op de site Stadhuis-Landhuis-Pupillen (cfr. de Startnota RUP en de geplande investeringen).
De gemeenteraad meent dat de verantwoordelijkheid voor het behoud van erfgoed in de eerste plaats bij de eigenaars ligt en dat het maatschappelijk onverantwoord is om de gevolgen van verwaarlozing zonder meer af te wentelen op het lokaal bestuur en de belastingbetaler.
Op basis van de recente vaststellingen over de werkelijke staat van de kerk tot nader order niet in te stemmen met de voorliggende ontwerpakte tot eigendomsoverdracht van de Sint-Jozefkerk, Esplanadeplein, Aalst.
Aan het CBS opdracht te geven om gelijktijdig
8.1. de financiële kostprijs in te schatten en de maatschappelijke voor- en nadelen in kaart te brengen van de verschillende voorliggende scenario’s met betrekking tot de toekomst van de Sint-Jozefkerk te komen, nl.
Scenario 1. Geen verdere interventie van het lokale bestuur behalve indien strikt noodzakelijk voor de veiligheid.
Scenario 2. Volledige sloop van de kerk na opheffing van de beschermingsbesluiten.
Scenario 3. Sloop van het schip maar behoud van de toren na opheffing van de beschermingsbesluiten.
Scenario 4. Restauratie en herbestemming van de kerk op initiatief van het stadsbestuur.
In elk scenario moet ook een overzicht gegeven worden van de verschillende mogelijke werkwijzen en hun consequenties (bv. de voor- en nadelen van het plaatsen van een nooddak of de uitdagingen die gepaard gaan met een eventuele sloop).
8.2. alvast een degelijk onderbouwd dossier tot opheffing van de beschermingsbesluiten met betrekking tot de Sint-Jozefkerk op te stellen op basis van het feit dat het algemeen belang het behoud van de bescherming overstijgt. Elementen hierbij zijn het feit dat de huidige eigenaar financieel en organisatorisch niet in staat is om over te gaan tot restauratie, het feit dat de kerk een permanent reëel risico vormt voor de omgeving, het feit dat de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen op dit ogenblik een structurele belasting vormen van de stedelijke financiën; het feit dat een restauratie door te stad wellicht zou leiden tot de ontwrichting van de stedelijke financiën en het feit dat uit studies blijkt dat er voor deze kerk moeilijk een nuttige bestemming kan worden gevonden. Bovendien speelt de precedentwaarde ten opzichte van andere kerken en ander beschermd erfgoed dat ook geen eigendom is van de stad, en de ongelijke behandeling ten opzichte van eigenaars die wel voldaan hebben aan hun onderhoudsplicht.
Elke toekomstige vraag tot opheffing van de beschermingsbesluiten moet in elk geval gekoppeld worden aan overleg met het Agentschap en de minister van Onroerend Erfgoed over de manier waarop de meest waardevolle erfgoedelementen kunnen bewaard blijven.
Aan het CBS opdracht te geven om de resultaten van de in 7 gegeven opdracht te bespreken in Verenigde Commissie en voor te leggen aan de eerstvolgende gemeenteraad.
Aan het CBS opdracht te geven om, met betrekking tot alle kerken op ons grondgebied, een overzicht te geven van de bouwtechnische staat van de kerken in eigendom van de stad, en om aan het Centraal Kerkbestuur te vragen om hetzelfde te doen voor de kerken in eigendom van de kerkfabrieken; en hierover verslag uit te brengen aan de gemeenteraad.
De omgevingsvergunningaanvraag omvat stedenbouwkundige handelingen en de verandering van een klasse 2 activiteit voor een opslag- en distributiecentrum gelegen te Tragel 45 te Aalst op de kadastrale percelen 5de afdeling, Aalst (Hofstade), Sectie B, nummers 0536/00R000, 0534/00A002, 0534/00R002, 0534/00Z000 en 0534/00P002. Het projectgebied grenst aan andere gebouwen op de site. De percelen 0534/00A002 en 0534/00Z000 worden gebruikt door de firma De Nul. De ingedeelde activiteiten van De Nul gebeuren niet in het projectgebied van deze aanvraag, er is geen overlap.
Met deze aanvraag wordt er een verandering en hernieuwing gevraagd van de bestaande vergunning. De aangevraagde installaties betreffen de gebouweigen installaties die de eigenaar van de gebouwen, Montea nv, wenst te vergunnen en te exploiteren. Installaties en activiteiten horende bij de exploitatie van het gebouw zullen later, indien nodig, door de huurders van de magazijnen worden aangevraagd.
Deel uitmakende van de omgevingsvergunning is een grafisch plan tot opheffing voor een deel van buurtweg 50 te Hofstade. Buurtweg 50 is op de atles der buurtwegen ingetekend als een doodlopende buurtweg. Het uiterste deel van deze weg is al jaren ingenomen door verschillende fabrieksgebouwen. De aanvraag gaat over het uiterste deel van deze weg dat op heden al overbouwd. Deze aanvraag geldt als een regularisatie van de bestaande toestand.
het openbaar onderzoek liep van 22/09/2022 tot en met 22/10/2022. Tijdens het openbaar onderzoek zijn geen bezwaren ingediend met betrekking op de rooilijn.
De waardevermindering of de waardevermeerdering wordt vastgesteld door een landmeter-expert, aangesteld door de gemeente. Bij betwisting door de eigenaar wordt de waardevermindering of de waardevermeerdering vastgesteld door een college dat bestaat uit de landmeter-expert die de gemeente heeft aangesteld en een landmeter-expert die de eigenaar aanstelt.
Bij de berekening van de waardevermindering of de waardevermeerdering wordt onder meer rekening gehouden met het verschil in venale waarde, de gelijke behandeling van burgers voor de openbare lasten opgelegd in het kader van het algemeen belang, de bestaande openbare en private erfdienstbaarheden, en de vigerende overheidsbesluiten over het grondgebruik.
De waardevermeerdering wordt geacht nihil te zijn als de gemeenteweg in de feiten verdwenen is, omdat infrastructuren door of in opdracht van de overheid zijn aangelegd of omdat de gemeenteweg werd bebouwd krachtens een rechtsgeldige, niet-vervallen vergunning die werd verleend vóór 1 september 2019. Aangezien dit het geval is werd hier geen verslag van de meerwaardevergoeding opgemaakt.
Het grafisch plan tot opheffing werden voorbesproken met de dienst Patrimonium van de stad Aalst en voldoet aan de gestelde eisen. De Dienst Patrimonium geeft hierbij positief advies.
Decreet gemeentewegen van 3 mei 2019
voorgestelde opheffing in het grafisch plan tot opheffing voor buurtweg 50 te Hofstade deel uitmakende van omgevingsvergunning OMV_2022074795 goed te keuren
Voorgestelde wijzigingen pas in voege te laten gaan als de vergunning gekoppeld aan het omgevingsvergunningsdossier OMV_2022074795 wordt goedgekeurd
Sinds 25 mei 2021 is een convenant vereist bij het indienen van een vraag tot erkenning of hernieuwing van een vergunning F2. Deze convenant moet voorafgaandelijk gesloten worden tussen de gemeente waar het wedkantoor gevestigd is en de uitbater van het wedkantoor. Het convenant bepaalt waar de kansspelinrichting wordt gevestigd alsook de nadere voorwaarden, de openings- en sluitingsuren en de sluitingsdagen.
In het kader van de hernieuwingsaanvraag van de vergunning voor Boekhandel Den Eendracht, Bredestraat 84 te 9300 Aalst met als uitbater Dhr. Geert Bosteels, dient de convenant zoals gevoegd in bijlage goedgekeurd te worden. Er werd reeds een plaatsbezoek gebracht aan de desbetreffende zaak en controle uitgevoerd op de voorwaarden die in het convenant zijn vastgelegd.
Akkoord te gaan tot het afsluiten van een convenant met betrekking tot de uitbating van een vaste kansspelinrichting Klasse IV tussen de stad Aalst en Dhr. Geert Bosteels, zaakvoerder van boekhandel Den Eendracht gelegen in de Bredestraat 84 te 9300 Aalst.
Het college van burgemeester en schepenen ging 21 februari 2022 akkoord om partner te zijn in het project CrossCare 2.0, een project dat startende ondernemers in de zorgeconomischesector ondersteunt om hun product of dienst te co-creëren, te testen en te demonstreren met de eindgebruikers via een 'living lab' zoals Zorglab Aalst.
De deelnemende partners zijn:
Vlaanderen
Nederland:
De projectaanvraag werd ingediend op woensdag 23 november 2022. Bij goedkeuring start het project begin 2023.
Binnen de maand na indiening van het project dient een sjabloon voor samenwerking met de partners ondertekend te worden (standaardsjabloon voor samenwerking Interreg).
De stad Aalst zette de voorbije jaren in op zorgeconomie als speerpuntsector. In het kader van Aalst Zorgstad volgende strategische doelstellingen opgenomen:
Door in te stappen in dit partnerschap bouwt ZorgLab Aalst verder aan de ondersteuning van zorginnovatie en zorgondernemerschap in onze stad. Dit sluit naadloos aan op de huidige samenwerking van ZorgLab Aalst met de Provincie Oost-Vlaanderen om innovatie in de zorg te stimuleren.
Akkoord te gaan met de samenwerkingsovereenkomst Stad Aalst- ZorgLab Aalst bij het Interreg Vlaanderen-Nederland project CrossCare 2.0
Aanleiding tot het aanpassen het Politiereglement is de toevoeging van twee addenda:
Het eerste reglement beoogt in het kader van duurzaamheid en zorg voor funerair erfgoed waardevolle graftekens op de Aalsterse begraafplaatsen, die eigendom van de stad zijn geworden na het verstrijken en niet hernieuwen van een concessie, in hergebruik te geven.
Het reglement peter- (meter)schap van een graf wil graven die niet voor hergebruik in aanmerking komen, maar toch waardevol of betekenisvol zijn, openstellen voor peter-(meter)schap met het oog op de restauratie en/of instandhouding ervan.
Er werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om
met name:
Vanuit de diensten Burgerzaken, Gebouwen en technieken, team Planning en stadshernieuwing en team Begraafplaatsen wordt positief advies gegeven
de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging
het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017
het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;
het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria;
het politiereglement op de begraafplaatsen, zoals gevoegd als bijlage, goed te keuren.
Sociale huisvestingsmaatschappijen zijn specifiek georganiseerd om sociale woningen te verhuren. Voor een lokaal bestuur is het beheren en langdurig verhuren van sociale woningen niet langer een kerntaak. In het verleden werden daarom al meerdere verkoopprojecten opgestart:
- De verkoop van de sociale woningen Doornveld (2012).
- De verkoop van de sociale woningen Schietbaan (2016).
- De verkoop van de sociale woningen Sint-Elisabethwijk (2018).
Vandaag verhuurt de stad nog 114 woningen, deze situeren zich op de volgende 4 locaties:
Bevrijdingstraat (#40)
Louis Paul Boonstraat (#11)
Pastoor Lauwereysstraat (#24)
Moorselbaan (#39)
In de collegebeslissing van 9/11/2020 werd een stappenplan voor de verdere overdracht uitgewerkt. Dit werd ter kennis gebracht aan de sociale huisvestingsmaatschappijen tijdens het lokaal woonoverleg in december 2020. Door de toen nakende beslissing vanuit Vlaanderen omtrent de 'woonmaatschappij' waren de woonactoren bezorgd over de toekomst. Deze nieuwe wending veroorzaakte een standstill in het verkoopstraject omdat de woonactoren zich in de eerste plaats wensten te focussen op de fusie naar een nieuwe woonmaatschappij. In het decreet van 9 juli 2021 besliste Vlaanderen uiteindelijk dat de sociale huisvestingsmaatschappijen zich moeten fusioneren tot één woonmaatschappij per werkingsgebied. Tot op vandaag werd nog geen akkoord bereikt tussen de woonactoren om tot een fusie te komen.
Ondertussen deed Toezicht Vlaanderen een audit in juni 2022. De verschillende aanbevelingen uit het verslag bevestigen nogmaals dat verhuur en beheer van sociale woningen geen taak meer is voor een lokaal bestuur. Ook toezicht adviseert om de woningen over te dragen.
Aangezien de vorming van de woonmaatschappij vertraging oploopt zullen de woningen eerst in beheer genomen worden aan één sociale huisvestingsmaatschappij. Van zodra de woonmaatschappij is gevormd, kan de uiteindelijke verkoopprocedure opstarten.
SHM Dewaco-Werkerswelzijn is bereid om de beheerstaak op zich te nemen. De modelovereenkomst die de Vlaamse Maatschappij Sociaal Wonen ter beschikking stelt, wordt gebruikt. Volgende woningen worden in de beheersovereenkomst opgenomen:
In de Bevrijdingsstraat worden 17 (2-24; 50; 52; 56; 58; 62) woningen behouden als doorstroomwoning. De overige woningen worden in beheer gegeven Bevrijdingstraat 54; 60; 64; 9-31 oneven en 53-67 oneven:
Moorselbaan 16 (bus 1 tem 20) – 18 (bus 1 tem 19).
Bevrijdingstraat 54; 60; 64; 9-31 oneven en 53-67 oneven (23 wooneenheden)
Pastoor Lauwereysstraat 7-30
Louis Paul Boonstraat 5 (bus 1 tem 4), 7 (bus 1 tem 4) en 9 (bus 1 tem 3).
Om de beheersoverdracht van de huurovereenkomsten juridisch correct te laten verlopen wordt aan de contracten van de Bevrijdingsstraat en de Louis Paul Boonstraat een addendum toegevoegd conform bijlage 25 van de Vlaamse Codex Wonen. Ook voor de lopende contracten gesloten na juni 2021 voor de woningen in de Pastoor Lauwereysstraat en Moorselbaan wordt een addendum mbt een verwijzing naar de Vlaamse Codex Wonen toegevoegd aan de huurcontracten.
Het beheren van sociale woningen is geen kerntaak meer van lokale besturen. Sociale huisvestingsmaatschappijen zijn daarentegen wel specifiek georganiseerd om sociale verhuur efficiënt te organiseren.
Gemiddeld besteden team wonen, team bemiddeling, de dienst juridische zaken en de dienst financiën van de stad Aalst samen 30 werkdagen per maand aan de verhuur. Daarnaast worden jaarlijks 200 herstelopdrachten verwerkt door de dienst onderhoud gebouwen. De verspreiding van taken over de hele organisatie maken het een uitdaging om tot een goed en efficiënt beheer. Ook de steeds wijzigende en complexe wetgeving vragen een grote tijdsinvestering om telkens reglementen en documenten bij te sturen. Gerekend in tijd en middelen is deze situatie niet kosten-efficiënt in verhouding tot het kleine aantal woningen die nog verhuurd worden. Ook in 2023 zijn er opnieuw wijzigingen in de huurregeling (centraal inschrijfregister, nieuw toewijzingsmodel).
Tenslotte is er het verslag van toezicht dat adviseert tot overdracht van het dagelijks beheer van de sociale woningen. Omdat de stad oorspronkelijk wachtte op de fusie van de huisvestingsmaatschappijen tot één woonmaatschappij om daaraan de woningen aan over te dragen, maar deze fusie momenteel vertraging oploopt, wordt gekozen om in de eerste fase de woningen in beheer te geven aan de sociale huisvestingsmaatschappij Dewaco-Werkerswelzijn. Vervolgens zullen de woningen in fase 2 worden verkocht aan de nieuw gevormde woonmaatschappij.
Vlaamse Codex Wonen 2021.
akkoord te gaan om een beheersovereenkomst af te sluiten tussen de stad Aalst en SHM Dewaco Werkerswelzijn, overeenkomstig het model van VMSW voor het in beheergeven van de sociale woningen:
Moorselbaan 16 (bus 1 tem 20) – 18 (bus 1 tem 19);
Bevrijdingstraat 54; 60; 64; 9-31 oneven en 53-67 oneven;
Pastoor Lauwereysstraat 7-30;
Louis Paul Boonstraat 5 (bus 1 tem 4), 7 (bus 1 tem 4) en 9 (bus 1 tem 3).
akkoord te gaan om het addendum conform bijlage 25 Vlaamse Codex Wonen, toe te voegen aan de huurovereenkomsten afgesloten tussen de stad Aalst en de huurders van de woningen Bevrijdingstraat en Louis Paul Boonstraat.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden aangepast in 2014 en 2020 of ingevoerd in 2020.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
In de periode 2012-2022 is het inflatiepeil met 22,75 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2012 | |||
GBI 2012 = gemiddelde basisindex 2012 (=index die gebruikt werd bij aanpassing in 2014).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2012 (basis 2004) bedraagt: 121,05
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 0,20 EUR | 0,25 EUR | 0,25 EUR |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 1,50 EUR | 1,84 EUR | 1,80 EUR |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 2,50 EUR | 3,07 EUR | 3,10 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,35 EUR | 0,39 EUR | 0,40 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,45 EUR | 0,50 EUR | 0,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,55 EUR | 0,61 EUR | 0,60 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,75 EUR | 0,84 EUR | 0,85 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 7,50 EUR | 8,37 EUR | 8,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 8,00 EUR | 8,93 EUR | 9,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 41,00 EUR | 45,76 EUR | 46,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 56,50 EUR | 63,05 EUR | 63,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 60,00 EUR | 66,96 EUR | 67,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 84,00 EUR | 93,74 EUR | 93,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 0,45 EUR | 0,50 EUR | 0,50 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 21 september 2021, houdende een retributie op het afleveren van administratieve inlichtingen, documenten en gebruik van apparatuur 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Afleveren administratieve inlichtingen | |
| 3.1.1. | Verstrekken lijsten uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister | |
| Per blad | 0,60 EUR | |
| Minimum | 46,00 EUR | |
| 3.1.2. | Genealogische opzoekingen in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister i.v.m. erfenissen | |
| Per 15 min. dat een personeelslid nodig heeft voor deze opzoekingen | 8,50 EUR | |
| 3.1.3. | Opzoekingen in de registers van de burgerlijke stand die minder dan 100 jaar oud zijn | |
| Per 15 min. dat een personeelslid nodig heeft voor deze opzoekingen | 8,50 EUR | |
| 3.1.4. | Ter beschikking stellen van informatie en documenten op digitale dragers | |
| Per digitale drager inclusief verzendingskosten | 8,50 EUR | |
| Artikel 3.2. | Afleveren vastgoed- en/of stedenbouwkundige informatie | |
| 3.2.1. | Vastgoedinformatie | |
| Per onroerend goed | 93,50 EUR | |
| 3.2.2. | Stedenbouwkundig uittreksel voor één of meerdere aaneengesloten percelen van dezelfde eigenaar (omvat een uittreksel uit het plannenregister en het vergunningenregister) | 63,00 EUR |
| Artikel 3.3. | Afleveren vergunning voor een standplaats ambulante handel op privaat domein of op commerciële parkingplaatsen | 67,00 EUR |
| Artikel 3.4. | Een abonnement op het maandblad 'In de Raad' | |
| Per jaar | 9,00 EUR | |
| Artikel 3.5. | Gebruik apparatuur in het stedelijk archief | |
| 3.5.1. | Gebruik faxtoestel | |
| Versturen en ontvangen (zowel zonaal als interzonaal, uitgezonderd naar het buitenland) | ||
| Eerste blad | 1,80 EUR | |
| Vanaf tweede blad/blad | 0,40 EUR | |
| Versturen van faxen naar het buitenland | kostprijs (min. 3,10 EUR) | |
| 3.5.2. | Gebruik microfilmapparatuur | |
| Reader per aangevat uur | 0,85 EUR | |
| Printer per aangevat uur | 1,80 EUR | |
| 3.5.3. | Gebruik fotokopiemachine | |
| Zonder studentenkaart | 0,50 EUR | |
| Met studentenkaart | 0,25 EUR | |
| 3.5.4. | Afleveren fotokopieën microfilm-printer in het stedelijk archief | |
| Tot 5 per aangevat uur | gratis | |
| Vanaf het 6e per aangevat uur | 0,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Sedert verschillende jaren kunnen de gemeenten aan de distributienetbeheerders Fluvius Antwerpen, Fluvius Limburg, Gaselwest, Imewo, Fluvius West, Intergem, Iveka, Iverlek, PBE of Sibelgas een retributie aanrekenen voor de hinder op het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan de nutsvoorzieningen.
De mogelijkheid om bij de distributienetbeheerder de betaling te verkrijgen van een gemeentelijk opgelegde retributieheffing vindt zijn grondslag in de statuten, waarvoor de Raad van Bestuur een algemeen kader kan creëren, en voor zover dit aanvaard is in het distributienettarief door de reguleringsinstantie. Er is eveneens voorzien dat de distributienetbeheerder aan haar vennoten alle informatie ter beschikking zal stellen die noodzakelijk is om de belasting of retributie te heffen.
1. Algemeen
De stad en de burgers worden voortdurend geconfronteerd met de plaatsing van en/of onderhoud aan verschillende nutsvoorzieningen op het gemeentelijk grondgebied.
Deze nutsvoorzieningen vergen werkzaamheden langs de gemeentelijke wegen en hebben aldus een impact op het openbaar domein.
De goedkeuring door de stad van de Code voor infrastructuur- en nutswerken langs gemeentewegen heeft tot doel een snelle en vlotte uitvoering van de werken te bevorderen, teneinde de hinder en de duur van de werken tot een minimum te herleiden.
Deze Code werd opgemaakt door een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten.
Op het vlak van het onderhoud en herstellingen moeten ook geregeld dringende werken uitgevoerd worden die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening. Daarnaast zijn een aantal werken zoals aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken noodzakelijk die omzeggens constant een impact hebben op het openbaar domein.
Voor het onderhoud en de herstellingen moeten geregeld ook dringende werken worden uitgevoerd die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening en dat er daarnaast een aantal werken zijn zoals aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken die omzeggens constant een impact hebben op het openbaar domein.
De code n.a.v. meer aandacht voor minder hinder, meer oog voor het totaal concept en het gebruik van nieuwe e-instrumenten GIPOD, KLIP, ... , werd geactualiseerd.
2. Aanpassen tarieven aan de levensduurte (index)
De stad Aalst maakt deel uit van een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten.
De tarieven voor deze retributie dienen afgestemd te worden binnen dit overlegplatform waardoor een eenzijdige aanpassing van de tarieven aan de levensduurte vanwege de stad Aalst dus niet mogelijk is.
Artikel 173 van de Grondwet.
Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019 houdende de vestiging van een retributie op werken aan nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, wordt met ingang van 1 januari 2023 opgeheven.
Er wordt voor de dienstjaren 2023-2024-2025 aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aangerekend op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met toepassing van de Code voor Infrastructuur- en nutswerken langs gemeentewegen.
Permanente nutsvoorzieningen zijn:
De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voorafgaand aan wegen- of rioleringswerken uitgevoerd door de stad of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de stad.
Deze retributie sluit elke andere heffing, semi-heffing, of waarborgstelling in het kader van werken aan permanente nutsvoorzieningen door de gemeente uit zowel in hoofde van de distributienetbeheerder als van haar werkmaatschappij en ongeacht of voorgenoemden deze werken uitvoeren in eigen naam, dan wel laten uitvoeren door derden in naam en voor rekening van de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij.
4.1. voor sleufwerken:
De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per lopende meter openliggende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt voor werken in rijwegen 10,24 EUR, voor werken in voetpaden 7,88 EUR en voor werken in aardewegen 4,73 EUR.
Op deze basisbedragen wordt een indexatie toegepast, naar analogie met de door de VREG goedgekeurde niet-periodieke tarieven, zoals jaarlijks gepubliceerd in augustus.
Een begonnen dag geldt voor een volledige dag.
Er wordt gewerkt met een basisretributie per meter sleuf, waarbij per lopende meter een vergoeding wordt toegekend voor minstens 2 m² (voor vergoeding van de breedte). De vergoeding die per m² wordt toegekend is afhankelijk van het type wegdek.
Er is standaard voorzien dat iedere eenheid sleuf (250 meter) maximum 5 dagen open ligt. Voor sleuven die gemaakt worden in het kader van wegenwerken, of specifiek op vraag van de gemeente, is niet voorzien in een vergoeding.
Er wordt een toeslag aangerekend op de basisretributie ingeval werken niet in coördinatie gebeuren (+ 25 %).
Er is tevens een toeslag voorzien per eenheid ingeval volgende overtredingen zich voordoen:
4.2. voor dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen, kleine onderhoudswerken en ter compensatie van diverse heffingen en belastingen
Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3 m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van 1,00 EUR per op het grondgebied van de stad aanwezig aansluitingspunt.
Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de distributiebeheerder als haar werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van 0,50 EUR per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de stad. Op deze basisbedragen wordt een indexatie toegepast, naar analogie met de door de VREG goedgekeurde niet-periodieke tarieven, zoals jaarlijks gepubliceerd in augustus.
Deze retributies zijn verschuldigd vóór het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij vóór 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitingspunten op het grondgebied van de stad.
De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd in 2020 & 2022.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Deze tarieven worden niet geïndexeerd.
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 0,60 EUR | 0,66 EUR | 0,65 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 0,90 EUR | 1,00 EUR | 1,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1,10 EUR | 1,22 EUR | 1,20 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1,25 EUR | 1,38 EUR | 1,40 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 2,50 EUR | 2,77 EUR | 2,80 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 2,80 EUR | 3,10 EUR | 3,10 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 3,40 EUR | 3,77 EUR | 3,80 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 4,00 EUR | 4,43 EUR | 4,40 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 5,60 EUR | 6,20 EUR | 6,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 10,00 EUR | 11,08 EUR | 11,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 12,40 EUR | 13,74 EUR | 13,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 28,00 EUR | 31,02 EUR | 31,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 45,00 EUR | 49,85 EUR | 50,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 56,00 EUR | 62,04 EUR | 62,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 180,00 EUR | 199,40 EUR | 199,00 EUR |
| 2022 | 2022 | 148,59 | 148,59 | 1,60 EUR | 1,60 EUR | 1,60 EUR |
| 2022 | 2022 | 148,59 | 148,59 | 50,00 EUR | 50,00 EUR | 50,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 26 mei 2020, aangepast in zitting van 25 mei 2021 en 20 september 2022, houdende een retributie voor prestaties geleverd door het stedelijk onderwijs 2020-2025, worden vanaf 1 september 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Leerlingenvervoer | |
| 3.1.1. | Vervoer van en naar school | 1,00 EUR |
| 3.1.2. | Zwembadvervoer | |
| Basisonderwijs | gratis | |
| Kunstsecundair onderwijs/rit (enkel) | 1,00 EUR | |
| Artikel 3.2. | Buitenschoolse opvang, kleutervakantie opvang en consumpties | |
| 3.2.1. | Buitenschoolse opvang | |
Voorschools | 1,00 EUR | |
Tussenschools | 0,65 EUR | |
Naschools | 1,40 EUR | |
Naschools woensdag (vanaf 13 u) | 2,80 EUR | |
Laattijdig afhalen na 18 u /lopend halfuur/gezin | 13,50 EUR | |
| 3.2.2. | Kleutervakantieopvang | |
Tot 2 kinderen | ||
Halve dag (<=5.30 u) | 4,40 EUR | |
Volledige dag (>5.30 u) | 8,80 EUR | |
Vanaf 3 kinderen | ||
Halve dag (<=5.30 u) | 3,10 EUR | |
Volledige dag (>5.30 u) | 6,20 EUR | |
Laattijdig afhalen na 18 u/lopend half uur/gezin | 13,50 EUR | |
| 3.2.3. | Consumpties | |
Middagmaal kleuteronderwijs | 3,10 EUR | |
Middagmaal lager onderwijs | 3,80 EUR | |
Vieruurtje | 1,20 EUR | |
Soep | 0,65 EUR | |
Middagmaal personeel | 6,00 EUR | |
Soep personeel | 0,65 EUR | |
| Artikel 3.3. | Academie beeldende kunsten | |
Algemeen tarief/schooljaar | 11,00 EUR | |
Vrije leerling | 11,00 EUR | |
| Artikel 3.4. | Academie podiumkunsten | |
| 3.4.1. | Initiatiecursussen (ingericht in en door de stad Aalst) | |
Leerling zonder UiTpas aan kansentarief | 199,00 EUR | |
Leerling met UiTpas aan kansentarief | 50,00 EUR | |
| 3.4.2. | Huur instrumenten | |
Huur/schooljaar | 31,00 EUR | |
Waarborg/schooljaar | 62,00 EUR | |
| 3.4.3. | Algemeen tarief | 11,00 EUR |
| Artikel 3.5. | Schoolzwemmen | 1,60 EUR |
| Artikel 3.6. | Kunst Secundair Onderwijs | |
Gebruik laptop (volledig schooljaar) | 50,00 EUR | |
Afhankelijk van startmoment kan retributie variëren: | ||
| 50,00 EUR | |
| 45,00 EUR | |
| 40,00 EUR | |
| 35,00 EUR | |
| 30,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd vanaf 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 20,00 EUR | 22,16 EUR | 22,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 30,00 EUR | 33,23 EUR | 33,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 50,00 EUR | 55,39 EUR | 55,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 000,00 EUR | 1 107,78 EUR | 1 108,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 250,00 EUR | 1 384,72 EUR | 1 385,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 500,00 EUR | 1 661,67 EUR | 1 662,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 750,00 EUR | 1 938,61 EUR | 1 939,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 2 000,00 EUR | 2 215,56 EUR | 2 216,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie voor kosten van fiscale vorderingen 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
Artikel 3 | 1e aanmaning |
Gratis |
2e aanmaning |
22,00 EUR | |
3e aanmaning |
22,00 EUR | |
Aanmaning bij niet-naleven afbetalingsplan |
22,00 EUR | |
Artikel 4 | Grensoverschrijdende invordering |
55,50 EUR |
| Artikel 5.1. | Opmaak fiscaal dwangschrift |
33,00 EUR |
| Artikel 5.2.1. | Fiscaal derdenbeslag |
55,50 EUR |
| Artikel 5.2.2. | Nemen hypothecaire inschrijving |
55,50 EUR |
| Artikel 5.2.3. §1 | Uitvoerend beslag op onroerend goed: betekening-bevel |
1 939,00 EUR |
| Artikel 5.2.3. §2 | Uitvoerend beslag op onroerend goed: notaris |
1 385,00 EUR |
| Artikel 5.2.4. | Uit onverdeeldheid treden in combinatie met uitvoerend onroerend beslag |
2 216,00 EUR |
| Artikel 5.2.5. | Aanstelling curator onbeheerde nalatenschap |
1 662,00 EUR |
| Artikel 5.2.6. | Indeplaatsstelling uitvoerend onroerend beslag (per onroerend goed) |
1 108,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd vanaf 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 20,00 EUR | 22,16 EUR | 22,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 30,00 EUR | 33,23 EUR | 33,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 50,00 EUR | 55,39 EUR | 55,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 000,00 EUR | 1 107,78 EUR | 1 108,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 250,00 EUR | 1 384,72 EUR | 1 385,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 500,00 EUR | 1 661,67 EUR | 1 662,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1 750,00 EUR | 1 938,61 EUR | 1 939,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 2 000,00 EUR | 2 215,56 EUR | 2 216,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie inzake verhaal van inningskosten van niet-fiscale vorderingen 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4 |
1e aanmaning |
Gratis |
|
2e aanmaning |
22,00 EUR | |
|
3e aanmaning |
22,00 EUR | |
|
Aanmaning bij niet-naleven afbetalingsplan |
22,00 EUR | |
| Artikel 5 |
Grensoverschrijdende invordering |
55,50 EUR |
| Artikel 6.1. |
Opmaak fiscaal dwangschrift |
33,00 EUR |
| Artikel 6.2.1. |
Fiscaal derdenbeslag |
55,50 EUR |
| Artikel 6.2.2. |
Nemen hypothecaire inschrijving |
55,50 EUR |
| Artikel 6.2.3. §1 |
Uitvoerend beslag op onroerend goed: betekening-bevel |
1 939,00 EUR |
| Artikel 6.2.3. §2 |
Uitvoerend beslag op onroerend goed: notaris |
1 385,00 EUR |
| Artikel 6.2.4. |
Uit onverdeeldheid treden in combinatie met uitvoerend onroerend beslag |
2 216,00 EUR |
| Artikel 6.2.5. |
Aanstelling curator onbeheerde nalatenschap |
1 662,00 EUR |
| Artikel 6.2.6. |
Indeplaatsstelling uitvoerend onroerend beslag (per onroerend goed) |
1 108,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 22,00 EUR | 24,55 EUR | 24,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 217,00 EUR | 242,17 EUR | 242,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 325,00 EUR | 362,70 EUR | 363,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op de huwelijkspraal 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
Artikel 3.1. |
dinsdagnamiddag van 14 tot 16 u | gratis |
Artikel 3.2. |
vrijdag doorlopend van 10 tot 15:30 u | 242,00 EUR |
Artikel 3.3. |
zaterdag doorlopend van 9:30 u tot 13 u | 242,00 EUR |
Artikel 3.4. |
alle andere dagen en uren of wanneer de dagen vermeld onder 3.1., 3.2. en 3.3. een feestdag zijn zoals voorzien in de rechtspositieregeling van het stadspersoneel | 363,00 EUR |
| Artikel 3.5. | receptie na huwelijksplechtigheid (enkel mogelijk na laatste huwelijk van de dag) | 242,00 EUR |
| Artikel 3.6. | huwelijksboekje | 24,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 41,00 EUR | 45,76 EUR | 46,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
Het tarief in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op de verkoop van brandhout 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3 | per m³ | 46,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,45 EUR | 0,50 EUR | 0,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 103,00 EUR | 114,95 EUR | 115,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op het vervoer ten behoeve van de stedelijke jeugdorganisaties, instellingen of diensten voor jeugdvorming 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | per km per voertuig | 0,50 EUR |
| Artikel 3.2. | waarborg | 115,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 72,50 EUR | 80,91 EUR | 81,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 77,50 EUR | 86,49 EUR | 86,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 84,00 EUR | 93,74 EUR | 93,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 90,50 EUR | 101,00 EUR | 101,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 97,50 EUR | 108,81 EUR | 109,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 103,00 EUR | 114,95 EUR | 115,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 110,00 EUR | 122,76 EUR | 123,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 115,00 EUR | 128,34 EUR | 128,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 132,00 EUR | 147,31 EUR | 147,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 143,00 EUR | 159,59 EUR | 160,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 148,00 EUR | 165,17 EUR | 165,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 181,00 EUR | 201,99 EUR | 202,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 209,00 EUR | 233,24 EUR | 233,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 225,00 EUR | 251,10 EUR | 251,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 231,00 EUR | 257,79 EUR | 258,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 258,00 EUR | 287,92 EUR | 288,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 302,00 EUR | 337,03 EUR | 337,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 352,00 EUR | 392,83 EUR | 393,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 390,00 EUR | 435,24 EUR | 435,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 429,00 EUR | 478,76 EUR | 479,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 440,00 EUR | 491,03 EUR | 491,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 506,00 EUR | 564,69 EUR | 565,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 583,00 EUR | 650,62 EUR | 651,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 726,00 EUR | 810,21 EUR | 810,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 841,00 EUR | 938,55 EUR | 939,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 979,00 EUR | 1.092,55 EUR | 1 093,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie voor terbeschikkingstelling van elektriciteit tijdens evenementen 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel | Forfait | Aansluiting | Stroomsterkte | Tijd | Tarief |
| Artikel 3.1. | Vaste vergoeding | - | - | - | 81,00 EUR |
| Artikel 3.2.1. | Eénfasig | 16 A | per dag | 86,50 EUR | |
| Eénfasig | 20 A | per dag | 93,50 EUR | ||
| Eénfasig | 30 A | per dag | 101,00 EUR | ||
| Eénfasig | 16 A | per week(end) | 128,00 EUR | ||
| Eénfasig | 20 A | per week(end) | 147,00 EUR | ||
| Eénfasig | 30 A | per week(end) | 165,00 EUR | ||
| Eénfasig | 16 A | tijdens winterfoor | 202,00 EUR | ||
| Eénfasig | 20 A | tijdens winterfoor | 233,00 EUR | ||
Eénfasig | 30 A | tijdens winterfoor | 258,00 EUR | ||
Artikel 3.2.2. | Driefasig | 20 A | per dag | 109,00 EUR | |
| Driefasig | 25 A | per dag | 115,00 EUR | ||
| Driefasig | 30 A | per dag | 123,00 EUR | ||
| Driefasig | 40 A | per dag | 128,00 EUR | ||
| Driefasig | 50 A | per dag | 147,00 EUR | ||
| Driefasig | 60 A | per dag | 160,00 EUR | ||
| Driefasig | 20 A | per week(end) | 251,00 EUR | ||
| Driefasig | 25 A | per week(end) | 288,00 EUR | ||
| Driefasig | 30 A | per week(end) | 337,00 EUR | ||
| Driefasig | 40 A | per week(end) | 393,00 EUR | ||
| Driefasig | 50 A | per week(end) | 435,00 EUR | ||
| Driefasig | 60 A | per week(end) | 479,00 EUR | ||
| Driefasig | 20 A | tijdens winterfoor | 491,00 EUR | ||
| Driefasig | 25 A | tijdens winterfoor | 565,00 EUR | ||
| Driefasig | 30 A | tijdens winterfoor | 651,00 EUR | ||
| Driefasig | 40 A | tijdens winterfoor | 810,00 EUR | ||
| Driefasig | 50 A | tijdens winterfoor | 939,00 EUR | ||
| Driefasig | 60 A | tijdens winterfoor | 1 093,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2014 op basis van de gemiddelde index van 2012.
In de periode 2012-2022 is het inflatiepeil met 22,75 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2012 | |||
GBI 2012 = gemiddelde basisindex 2012 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2014).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2012 (basis 2004) bedraagt: 121,05
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt:148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 1,00 EUR | 1,23 EUR | 1,20 EUR |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 2,00 EUR | 2,46 EUR | 2,50 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op het hengelen op de stadsparkvijvers 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | per hengel per dag | 2,50 EUR |
| Artikel 3.2. | verminderd tarief | 1,20 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden aangepast/ingevoerd in 2008, 2014 en 2020.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
In de periode 2008-2022 is het inflatiepeil met 33,48 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2008 | |||
GBI 2008 = gemiddelde basisindex 2008 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2008 (basis 2004) bedraagt: 111,32
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2014-2022 is het inflatiepeil met 20,98 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2014 | |||
GBI 2014 = gemiddelde basisindex 2014 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2014 (basis 2004) bedraagt: 122,82
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2008 | 2008 | 148,59 | 111,32 | 0,10 EUR | 0,13 EUR | 0,15 EUR |
| 2008 | 2008 | 148,59 | 111,32 | 0,25 EUR | 0,33 EUR | 0,35 EUR |
| 2008 | 2008 | 148,59 | 111,32 | 1,00 EUR | 1,33 EUR | 1,30 EUR |
| 2008 | 2008 | 148,59 | 111,32 | 2,00 EUR | 2,67 EUR | 2,70 EUR |
| 2008 | 2008 | 148,59 | 111,32 | 2,50 EUR | 3,34 EUR | 3,30 EUR |
| 2014 | 2014 | 148,59 | 122,82 | 0,25 EUR | 0,30 EUR | 0,30 EUR |
| 2014 | 2014 | 148,59 | 122,82 | 2,50 EUR | 3,02 EUR | 3,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,60 EUR | 0,67 EUR | 0,65 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,80 EUR | 0,89 EUR | 0,90 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 3,50 EUR | 3,91 EUR | 3,90 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4,00 EUR | 4,46 EUR | 4,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 5,00 EUR | 5,58 EUR | 5,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 5,50 EUR | 6,14 EUR | 6,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 6,00 EUR | 6,70 EUR | 6,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 6,50 EUR | 7,25 EUR | 7,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 7,00 EUR | 7,81 EUR | 8,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 7,50 EUR | 8,37 EUR | 8,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 9,50 EUR | 10,60 EUR | 10,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 11,00 EUR | 12,28 EUR | 12,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 12,00 EUR | 13,39 EUR | 13,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 13,50 EUR | 15,07 EUR | 15,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 14,50 EUR | 16,18 EUR | 16,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 16,50 EUR | 18,41 EUR | 18,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 21,50 EUR | 23,99 EUR | 24,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 23,50 EUR | 26,23 EUR | 26,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 32,50 EUR | 36,27 EUR | 36,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 54,00 EUR | 60,26EUR | 60,50 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op de verkoop van culturele publicaties 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Beeldende Kunst in Aalst (set 64 postkaarten) | 6,50 EUR |
| Artikel 3.2. | postkaart Beeldende kunst in Aalst (63 verschillende kaartjes) per stuk | 0,35 EUR |
| Artikel 3.3. | postkaarten Aalst toeristische reeks per stuk | 0,35 EUR |
| Artikel 3.4. | postkaarten Aalst (oude reeks) per stuk | 0,35 EUR |
| Artikel 3.5. | Valerius de Saedeleer (11 kleurpostkaarten + tekstboekje) | 5,50 EUR |
| Artikel 3.6. | Van Dirk Martens tot Pieter Coecke van Aelst (1450 - 1550) | 8,00 EUR |
| Artikel 3.7. | Tjukurrpa. Aboriginal kunst uit de Central Desert: 1 deel | 3,30 EUR |
| Artikel 3.8. | Louis Paul Boon - een schilder ontspoord (catalogus plastisch werk) | 16,00 EUR |
| Artikel 3.9. | Onder de giftige rook van Chipka - Louis Paul Boon en fabrieksstad Aalst | 26,00 EUR |
| Artikel 3.10. | Louis Paul Boon 10 jaar later | 6,50 EUR |
| Artikel 3.11. | Papier, Beeld & Basis 1994: Papier als Environment | 4,50 EUR |
| Artikel 3.12. | Papier, Beeld & Basis 1996: Utopia | 4,50 EUR |
| Artikel 3.13. | Papier, Beeld & Basis 1998: Beeld/taal | 4,50 EUR |
| Artikel 3.14. | Papier, Beeld & basis 1998: woordenmuseum - krantje | 0,30 EUR |
| Artikel 3.15. | Papier, Beeld & basis 2000: affiche De Verzameling | 1,30 EUR |
| Artikel 3.16. | Imprécis (P. Giquel, A. Le Borgne, B. Genée: kunstenaarsboekje) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.17. | Aalst, Archeologie en Archief (boek inst. Archeol. Patrimonium) | 6,50 EUR |
Artikel 3.18. | Het Schepenhuis van Aalst (brochure) | 0,65 EUR |
| Artikel 3.19. | De beiaard van Aalst (brochure) | 0,65 EUR |
| Artikel 3.20. | Ter nagedachtenis (tentoonstellingsbrochure begrafenisrituelen) | 0,65 EUR |
| Artikel 3.21. | Voor de toekomst bewaard (tentoonstellingsbrochure restauraties) | 0,65 EUR |
| Artikel 3.22. | Portretten der Aalsterse Burgemeesters (tentoonstellingsbrochure) | 0,65 EUR |
| Artikel 3.23. | De hophandel door de eeuwen heen (tentoonstellingsbrochure) | 0,65 EUR |
| Artikel 3.24. | Ontspoord (catalogus tentoonstelling hedendaagse kunst Boonjaar) | 4,50 EUR |
| Artikel 3.25. | 500 jaar Sint-Martinuskerk Aalst (tentoonstellingscatalogus 1980) | 5,50 EUR |
| Artikel 3.26. | Herdenkingspenning 500 jaar Sint-Martinuskerk Aalst 1980 | 16,00 EUR |
| Artikel 3.27. | Verschillende herdrukken op oude persen | 1,30 EUR |
| Artikel 3.28. | Het Land van Aalst. Een historische evocatie, catalogus 1978 | 1,30 EUR |
| Artikel 3.29. | Project Vuurtoren '86. Catalogus hedendaagse kunst in Aalst | 2,70 EUR |
| Artikel 3.30. | Retrospectieve René Bekaert, catalogus 1987 | 5,50 EUR |
| Artikel 3.31. | De Denderende Steden - speciale uitgave Toerisme in Oost-Vlaanderen 1990 | 6,50 EUR |
| Artikel 3.32. | In de marge van de stad - Geschiedenis en ecologie van het Osbroek te Aalst | 4,50 EUR |
| Artikel 3.33. | Honderd jaar Aalsterse pers, catalogus 1986 | 0,65 EUR |
| Artikel 3.34. | Affiche L.P. Boon-tentoonstelling klein | 0,15 EUR |
| Artikel 3.35. | Affiche L.P. Boon-tentoonstelling groot | 0,35 EUR |
| Artikel 3.36. | Brochure over de Dirk Martensstraat | 1,30 EUR |
| Artikel 3.37. | Catalogi/gelegenheidspublicaties Aalsterse kunstenaars | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| 5,50 EUR | |
| Artikel 3.38. | Frans Minnaert 2007 (folder) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.39. | Karel Kieckens: Op Bezoek (folder) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.40. | Wilhelm Mechnig (folder) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.41. | Achiel Hutsebaut (folder) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.42. | Luc De Blok (folder) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.43. | Walter Schelfhout (folder) | 2,70 EUR |
| Artikel 3.44. | Aalst in de voetsporen van Daens | 1,30 EUR |
| Artikel 3.45. | Aalsterse bierbrouwers & emailplaten | 1,30 EUR |
| Artikel 3.46. | Utopie van de periferie | 5,50 EUR |
| Artikel 3.47. | Ierland | 1,30 EUR |
| Artikel 3.48. | Boek Papier, Beeld & Basis 2002 | 4,50 EUR |
| Artikel 3.49. | Tentoonstellingsgids LP Boon 1999 | 1,30 EUR |
| Artikel 3.50. | De Baan op met Boon (Vanheste) | 8,00 EUR |
| Artikel 3.51. | Onderweg | 4,50 EUR |
| Artikel 3.52. | Kaartenset Boon - Kapellekensbaan | 10,50 EUR |
| Artikel 3.53. | Zomertentoonstelling 1991 | 0,65 EUR |
| Artikel 3.54. | Krantje zomertentoonstelling 2001 (Galeries) | 0,15 EUR |
| Artikel 3.55. | Gekleurde vormgeving | 6,50 EUR |
| Artikel 3.56. | Triomphes de Carnaval | 26,00 EUR |
| Artikel 3.57. | Aalsters salon 2006 | 13,50 EUR |
| Artikel 3.58. | Postkaart L.P. Boon/stuk | 0,90 EUR |
| Artikel 3.59. | De eerste eeuw van Boon | 18,50 EUR |
| Artikel 3.60. | De Kapellekensbaan | 15,00 EUR |
| Artikel 3.61. | Ex Situ | 15,00 EUR |
| Artikel 3.62. | Luc Hoenraet (overzichtsboek) | 60,50 EUR |
| Artikel 3.63. | Luc Hoenraet (kruis) | 24,00 EUR |
| Artikel 3.64. | Vlekken en Kruimels | 15,00 EUR |
| Artikel 3.65. | 200 jaar Academie | 24,00 EUR |
| Artikel 3.66. | M & I nr. 1 2013 | 8,50 EUR |
| Artikel 3.67. | Bommen op Aalst | 6,00 EUR |
| Artikel 3.68. | Carnaval werelderfgoed (Engels) | 3,90 EUR |
| Artikel 3.69. | Carnavalsdagen | 12,50 EUR |
| Artikel 3.70. | Architectuur van de Verlichting | 7,50 EUR |
| Artikel 3.71. | Fake! | 12,50 EUR |
| Artikel 3.72. | De man die naar de verste einders keek | 12,50 EUR |
| Artikel 3.73. | De Saedeleer Revisited | 6,00 EUR |
| Artikel 3.74. | De Sint-Martinuskerk van Aalst | 7,50 EUR |
| Artikel 3.75. | Opzij, Opzij, Opzij | 6,00 EUR |
| Artikel 3.76. | Het kasteel van Leeuwergem | 7,50 EUR |
| Artikel 3.77. | Filip Claus - Vlaanderen in Aalst | 36,50 EUR |
| Artikel 3.78. | Magie van het Beeld | 3,00 EUR |
| Artikel 3.79. | Papier, Beeld & Basis 2008 - maquette | 6,00 EUR |
| Artikel 3.80. | Frans Minnaert: Andermaal | 60,50 EUR |
| Artikel 3.81. | De Verzwegen Boon (Pol Hoste) | 24,00 EUR |
| Artikel 3.82. | Stormlicht | 12,50 EUR |
| Artikel 3.83. | Utopia Minigolf 2008 | 6,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 10,00 EUR | 11,16 EUR | 11,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 26,00 EUR | 29,02 EUR | 29,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 39,00 EUR | 43,52 EUR | 43,50 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op de deelname aan het project 'Taalbubbels' 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3 | Inschrijvingsgeld per kind (minder dan 3 kinderen uit hetzelfde gezin) | 43,50 EUR |
Inschrijvingsgeld per kind (vanaf 3 kinderen uit hetzelfde gezin) | 29,00 EUR | |
Inschrijvingsgeld per kind met Uitpas aan kansentarief | 11,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4,50 EUR | 5,02 EUR | 5,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 10,50 EUR | 11,72 EUR | 11,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 21,00 EUR | 23,44 EUR | 23,50 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op de opvang van zieke kinderen en kinderen met een handicap aan huis 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Remgeld per dag per gezin | 5,00 EUR |
| Artikel 3.3. | Geen doktersattest | 23,50 EUR |
| Artikel 3.4. | Overschrijding maximum aantal opvanguren (10 u) per dag per lopend half uur | 11,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd vanaf 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1.600,00 EUR | 1 772,45 EUR | 1 772,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 3.000,00 EUR | 3 323,33 EUR | 3 323,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op een nieuwe aansluiting aan de stadsriolering 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 7.1. | Afvalwater- of hemelwateraansluiting (diameter <= 15 cm) | 1 772,00 EUR |
| Afvalwater- en hemelwateraansluiting (gelijktijdig -diameter <= 15 cm) | 3 323,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 7,50 EUR | 8,37 EUR | 8,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 9,00 EUR | 10,04 EUR | 10,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 10,50 EUR | 11,72 EUR | 11,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 12,00 EUR | 13,39 EUR | 13,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 14,50 EUR | 16,18 EUR | 16,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 17,50 EUR | 19,53 EUR | 19,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 22,00 EUR | 24,55 EUR | 24,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 29,00 EUR | 32,36 EUR | 32,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 40,50 EUR | 45,20 EUR | 45,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 41,00 EUR | 45,76 EUR | 46,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 43,00 EUR | 47,99 EUR | 48,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 60,50 EUR | 67,52 EUR | 67,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 91,50 EUR | 102,11 EUR | 102,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 170,00 EUR | 189,72 EUR | 190,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 456,00 EUR | 508,89 EUR | 509,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op het ontstoppen van huisrioolaansluitingen 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 6.1. | Nieuwe materialen: | |
| 6.1.1. | Voetpadtegels per m² | 10,00 EUR |
| 6.1.2. | Betonstraatstenen per m² | 13,50 EUR |
| 6.1.3. | Gietasfalt per ton | 509,00 EUR |
| 6.1.4. | Aanvulzand per ton | 11,50 EUR |
| 6.1.5. | Dolomiet per ton | 24,50 EUR |
| 6.1.6. | Steenslag per ton | 19,50 EUR |
| 6.1.7. | Zandcement per m³ | 45,00 EUR |
| 6.1.8. | Trottoirbanden per lm | 8,50 EUR |
| 6.1.9. | Weggoten per lm | 16,00 EUR |
| 6.1.10. | Beton per m³ | 102,00 EUR |
| 6.1.11. | Schraalbeton per m³ | 67,50 EUR |
| Artikel 6.2. | Prestaties: | |
| 6.2.1. | Huur ontstoppingsmachine per uur | 48,00 EUR |
| 6.2.2. | Werkuren per man per uur | 32,50 EUR |
| 6.2.3. | Huur vrachtwagen (zonder chauffeur) per uur | 46,00 EUR |
6.2.4. | Camera-onderzoek forfaitair | 190,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd of aangepast in 2012 en 2020
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
In de periode 2012-2022 is het inflatiepeil met 22,75 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2012 | |||
GBI 2012 = gemiddelde basisindex 2012 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2012 (basis 2004) bedraagt: 121,05
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2012 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 1,05 EUR | 1,29 EUR | 1,30 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,35 EUR | 0,39 EUR | 0,40 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,55 EUR | 0,61 EUR | 0,60 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 1,50 EUR | 1,67 EUR | 1,70 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 2,00 EUR | 2,23 EUR | 2,20 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 3,00 EUR | 3,35 EUR | 3,30 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 14,50 EUR | 16,18 EUR | 16,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 16,50 EUR | 18,41 EUR | 18,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 27,50 EUR | 30,69 EUR | 30,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 30,00 EUR | 33,48 EUR | 33,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 33,00 EUR | 36,83 EUR | 37,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 35,00 EUR | 39,06 EUR | 39,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 38,50 EUR | 42,97 EUR | 43,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 39,50 EUR | 44,08 EUR | 44,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 43,00 EUR | 47,99 EUR | 48,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 45,50 EUR | 50,78 EUR | 51,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 60,50 EUR | 67,52 EUR | 67,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 79,00 EUR | 88,16 EUR | 88,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 93,50 EUR | 104,34 EUR | 104,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op het ambtshalve of op verzoek plaatsen van materiaal met het oog op de vrijwaring van de openbare veiligheid 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Dranghekkens en verkeerssignalisatie (per stuk per dag) | |
Dranghekkens | 1,70 EUR | |
Verkeersborden | 1,70 EUR | |
Verkeersborden op voet | 1,70 EUR | |
Oranje knipperlichten | 1,70 EUR | |
Verkeerskegels | 1,70 EUR | |
| Artikel 3.2. | Divers materieel | |
Schutten -metalen schoren (per stuk per dag) | 1,70 EUR | |
Plastiek afbakeningslint (per lm) | 0,60 EUR | |
Plastiekfolie (per m²) | 1,30 EUR | |
Pannenlatten (per lm) | 0,40 EUR | |
Stutbalken (per lm) | 3,30 EUR | |
Kepers (per lm) | 2,20 EUR | |
Bekistingsplaten (per m³) | 16,00 EUR | |
Bestelwagen (per uur) | 18,50 EUR | |
Vrachtwagen (per uur) | 30,50 EUR | |
Kraanwagen (per uur) | 48,00 EUR | |
Containerwagen (per uur) | 48,00 EUR | |
Laadgraafcombinatie (per uur) | 48,00 EUR | |
Kolkenzuiger (per uur) | 88,00 EUR | |
Veegwagen (per uur) | 88,00 EUR | |
Tractor (per uur) | 43,00 EUR | |
Lichte vrachtwagen (per uur) | 43,00 EUR | |
Bulldozer (per uur) | 104,00 EUR | |
Minigraver (per uur) | 37,00 EUR | |
Compressor met breekhamer (per uur) | 44,00 EUR | |
Hakselaar (per uur) | 39,00 EUR | |
Personeel (per man per uur) | ||
Prestaties tussen 6 en 22 u per uur | 33,50 EUR | |
Prestaties tussen 22 en 6 u per uur | 51,00 EUR | |
Prestaties zaterdag, zondag & wettelijke feestdagen (tussen 6 en 22 u) per uur | 67,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd in 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 3,00 EUR | 3,32 EUR | 3,30 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 7,00 EUR | 7,75 EUR | 8,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 26 mei 2020, houdende een retributie op de speelpleinwerking 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3 | Volle dag speelplein inclusief opvang (zonder UiTpas kansentarief) | 8,00 EUR |
| Volle dag speelplein inclusief opvang (met UiTpas kansentarief) | 3,30 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd in 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 60,00 EUR | 66,47 EUR | 66,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 12,50 EUR | 13,85 EUR | 14,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op het aanvragen van een conformiteitsattest 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 2.1. | Zelfstandige woning per woningonderzoek | 66,50 EUR |
| Artikel 2.2. | Kamerwoning per woningonderzoek met het oog op het bekomen v.e. conformiteitsattest per gebouw | 66,50 EUR |
| Kamerwoning per kamer | 14,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd in 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 50,00 EUR | 55,39 EUR | 55,50 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
Het tarief in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie op het plaatsen van verkeerssignalisatie voor parkeerverbod, ingesteld bij bepaalde activiteiten 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3 | Per inname (forfaitair) |
55,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd in 2020.
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 75,00 EUR | 83,08 EUR | 83,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
Het tarief in het gemeenteraadsbesluit van 23 juni 2020, houdende een retributie op het gebruik van taxistandplaatsen op het openbaar domein 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3 | Per standplaats op het openbaar domein | 83,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 3,00 EUR | 3,35 EUR | 3,30 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4,50 EUR | 5,02 EUR | 5,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 6,00 EUR | 6,70 EUR | 6,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 9,00 EUR | 10,04 EUR | 10,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie voor deelname aan de activiteiten van het "Stedelijk Trefcentrum" 2020-2025, worden vanaf 1 september 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Lidkaart per werkjaar voor inwoners | 6,50 EUR |
| Artikel 3.2. | Lidkaart per werkjaar voor niet-inwoners | 10,00 EUR |
| Artikel 3.3. | Lidkaart per werkjaar voor inwoners met kansenpas | 3,30 EUR |
| Artikel 3.4. | Lidkaart per werkjaar voor niet-inwoners met kansenpas | 5,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden ingevoerd/aangepast in 2018, 2020 & 2022
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
In de periode 2018-2022 is het inflatiepeil met 13,20 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2018 | |||
GBI 2018 = gemiddelde basisindex 2018 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2018 (basis 2004) bedraagt: 131,26
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
De tarieven voor het verzenden van herinneringsbrieven werden door de gemeenteraad in zitting van 28 juni 2022 verlaagd, waardoor deze niet geïndexeerd worden.
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 0,10 EUR | 0,11 EUR | 0,10 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 0,50 EUR | 0,57 EUR | 0,55 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 1,50 EUR | 1,70 EUR | 1,70 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 2,50 EUR | 2,83 EUR | 2,80 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 3,00 EUR | 3,40 EUR | 3,40 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 4,50 EUR | 5,09 EUR | 5,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 8,00 EUR | 9,06 EUR | 9,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 10,00 EUR | 11,32 EUR | 11,50 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 25,00 EUR | 28,30 EUR | 28,50 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 37,00 EUR | 41,88 EUR | 42,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 50,00 EUR | 56,60 EUR | 56,50 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 100,00 EUR | 113,20 EUR | 113,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 125,00 EUR | 141,50 EUR | 142,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 150,00 EUR | 169,80 EUR | 170,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 183,00 EUR | 207,16 EUR | 207,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 428,00 EUR | 484,50 EUR | 485,00 EUR |
| 2018 | 2018 | 148,59 | 131,26 | 500,00 EUR | 566,01 EUR | 566,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1,00 EUR | 1,11 EUR | 1,10 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 5,00 EUR | 5,54 EUR | 5,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 8,00 EUR | 8,86 EUR | 9,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 10,00 EUR | 11,08 EUR | 11,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 15,00 EUR | 16,62 EUR | 16,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 25,00 EUR | 27,69 EUR | 27,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 37,00 EUR | 40,99 EUR | 41,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 50,00 EUR | 55,39 EUR | 55,50 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 75,00 EUR | 83,08 EUR | 83,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 125,00 EUR | 138,47 EUR | 138,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 150,00 EUR | 166,17 EUR | 166,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 225,00 EUR | 249,25 EUR | 249,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 300,00 EUR | 332,33 EUR | 332,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 500,00 EUR | 553,89 EUR | 554,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1.000,00 EUR | 1.107,78 EUR | 1.108,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1.250,00 EUR | 1.384,72 EUR | 1.385,00 EUR |
| 2022 | 2022 | 148,59 | 148,59 | 2,50 EUR | 2,50 EUR | 2,50 EUR |
| 2022 | 2022 | 148,59 | 148,59 | 5,00 EUR | 5,00 EUR | 5,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 28 juni 2022, houdende een retributie stedelijke openbare bibliotheek 2020-2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1.1. | Lidmaatschap | Gratis |
| Artikel 3.1.2. | Uitlenen | Gratis |
| Artikel 3.1.3. | Waarborg (voor personen zonder woonplaats) | 142,00 EUR |
| Artikel 3.1.4. | Telaat-geld/dag/materiaal | 0,55 EUR |
| Artikel 3.1.5. | Reserveren materialen | 1,70 EUR |
| Artikel 3.1.6. | Lenen materialen uit andere openbare bibliotheken (interbibliothecair leenverkeer) | 9,00 EUR |
| Artikel 3.1.8. | Fotokopiëren en printen/per zijde A4 -zwart/wit | 0,10 EUR |
| Fotokopiëren en printen/per zijde A4 -kleur | 0,55 EUR | |
| Artikel 3.1.9. | Gebruik internet via computers (max 2 uur/dag/lid) | Gratis |
| Artikel 3.2.1. | Verlies, diefstal | Kostprijs van het materiaal + bewerkingskosten |
| Artikel 3.2.2. | Lichte beschadiging | Kostprijs van de herstelling |
| Artikel 3.2.3. | Bewerkingskosten zonder bindwerk | 3,40 EUR |
| Bewerkingskosten met bindwerk | 11,50 EUR | |
| Artikel 3.2.4. | DVD-security box -enkel | 3,40 EUR |
| DVD-security box -meerdelig | 5,00 EUR | |
| Artikel 3.2.5. | CD-zakje | 1,70 EUR |
| Artikel 3.2.6. | Gezelschapsspel -essentieel onderdeel | Kostprijs van het spel |
| Gezelschapsspel -vervangbaar deel | 2,80 EUR | |
| Artikel 3.3.1. | Herinneringskosten -1 week na het verstrijken van de uitleentermijn | 2,50 EUR |
| Artikel 3.3.2. | Herinneringskosten -3 weken na het verstrijken van de uitleentermijn | 2,50 EUR |
| Artikel 3.3.3. | Herinneringskosten -5 weken na het verstrijken van de uitleentermijn | 5,00 EUR |
| Artikel 3.4. | Verkoop afgevoerde materialen -reguliere collectie | 1,10 EUR |
| Verkoop afgevoerde materialen -workshops, kinder- en jeugdjury e.d. | 5,50 EUR | |
| Verkoop afgevoerde materialen -met verzamel- of erfgoedwaarde | 16,50 EUR | |
| Artikel 3.5.1. | Zalen verhuurbaar per dagdeel (De Geuzen) -categorie A | 249,00 EUR |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (De Geuzen) -categorie B | 554,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (De Geuzen) -categorie C | 166,00 EUR | |
| Waarborg zalen verhuurbaar per dagdeel (De Geuzen) | 566,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (De Jonghe, Pape & Van den Bogaerde) -categorie A | 55,50 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (De Jonghe, Pape & Van den Bogaerde) -categorie B | 138,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (De Jonghe, Pape & Van den Bogaerde) -categorie C | 27,50 EUR | |
| Waarborg zalen verhuurbaar per dagdeel (De Jonghe, Pape & Van den Bogaerde) | 113,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (Mieke & Maaike) -categorie A | 55,50 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (Mieke & Maaike) -categorie B | 138,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per dagdeel (Mieke & Maaike) -categorie C | 27,50 EUR | |
| Waarborg zalen verhuurbaar per dagdeel (Mieke & Maaike) | 113,00 EUR | |
| Artikel 3.5.2. | Zalen verhuurbaar per uur (Chagoll & Caudron) -categorie A | 16,50 EUR |
| Zalen verhuurbaar per uur (Chagoll & Caudron) -categorie B | 83,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per uur (Chagoll & Caudron) -categorie C | 11,00 EUR | |
| Waarborg zalen verhuurbaar per uur (Chagoll & Caudron) | 170,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per uur (Fa, Sol & Ut) -categorie A | 9,00 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per uur (Fa, Sol & Ut) -categorie B | 55,50 EUR | |
| Zalen verhuurbaar per uur (Fa, Sol & Ut) -categorie C | 5,50 EUR | |
| Waarborg zalen verhuurbaar per uur (Fa, Sol & Ut) | 56,50 EUR | |
| Huur Atrium -categorie B | 1 385,00 EUR | |
| Atrium -waarborg | 1 108,00 EUR | |
| Artikel 3.5.3. | Repetitie mogelijkheid (per uur) | 11,50 EUR |
| Piano (plaatsing + stemmen) in ‘de Geuzen' | 207,00 EUR | |
| Concipiëren lichtplan (indien het lichtplan volledig door personeel van Utopia moet worden geconcipieerd en gemaakt) | 485,00 EUR | |
| Techniekers voor opbouw en/of afbraak zaal (weekdagen) | 28,50 EUR | |
| Techniekers voor opbouw en/of afbraak zaal (zaterdag) | 42,00 EUR | |
| Bedieningspersoneel bij receptie/catering | Volgens prijszetting concessionaris | |
| Flipover | Gratis | |
| Personeel bij verhuur Atrium (per uur per personeelslid) | 41,00 EUR | |
| Poetskosten bij verhuur Atrium | 332,00 EUR | |
| Artikel 3.5.4. | Zaal niet proper (niet opgeruimd en/of opgekuist) | Bedrag a rato de kosten die aan de opruiming/opkuis besteed zijn |
| Schade | Kosten van de vastgestelde schade worden verhaald op de huurder | |
| Overschrijden huurperiode -klaslokalen en vergaderzalen/per begonnen uur | 27,50 EUR | |
| Overschrijden huurperiode -polyvalente zaal/per begonnen uur | 55,50 EUR | |
| Verlies/beschadiging één of meerdere badges | Kostprijs voor het aanmaken van nieuwe badges |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Voor deze retributie wordt een aangepaste berekeningswijze doorgevoerd, nl. de retributie zal bepaald worden op basis van de eenheidsprijzen van de desbetreffende raamovereenkomst van de stad voor de uitvoering van de aanpassings- of herstellingswerken aan het openbaar domein.
De huidige raamovereenkomst loopt ten einde eind 2022. Een nieuwe overheidsopdracht is opgestart en zal in 2023 van start gaan. Er zijn op dit moment nog geen nieuwe eenheidsprijzen gekend, dus er kunnen nog geen nieuwe bedragen voorgelegd worden. Louter indexering van de tarieven zal ongetwijfeld voor verschillende werken een bedrag opleveren dat sterk afwijkt van de werkelijke kost via de nieuwe raamovereenkomst.
Door de enorme prijsstijgingen en fluctuaties van materiaalprijzen het voorbij jaar, zijn voor sommige werken de kosten veel meer gestegen dan de gemiddelde inflatie, voor andere werken net minder. Het is aangewezen dit door te rekenen conform werkelijke kost.
Ook toekomstig is het niet zinvol in een retributiereglement tarieven op te nemen die afkomstig zijn van een overheidsopdracht, omdat bij vernieuwing van de overheidsopdracht dan telkens een wijziging van het retributiereglement noodzakelijk is. Door de aangepaste formulering kan steeds de werkelijke kost worden doorgerekend aan de aanvrager.
Artikel 173 van de Grondwet.
Artikel 2 van het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een retributie voor aanpassings- of herstellingswerken aan het openbaar domein op vraag van derden of ten gevolge werken door derden 2020-2025, wordt vanaf 1 januari 2023 vervangen door volgende tekst:
“Het bedrag van de retributie wordt bepaald op basis van een door de stad op te maken raming van de nodige werken. Deze raming wordt gemaakt op basis van de eenheidsprijzen van de desbetreffende raamovereenkomst van de stad voor de uitvoering van de aanpassings- of herstellingswerken aan het openbaar domein, inclusief herziening (= coëfficiënt die rekening houdt met indexering).”.Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Met het oog op de opening van het recreatieve gedeelte van het stedelijk zwembad (midden december 2022) werd er in het verleden reeds beslist dat er infrastructurele aanpassingen dienen te gebeuren aan de parking van WZC Mijlbeke & LDC Maretak. Voor deze parkings zal het parkeerregime van zone 2 (BRUIN) ingevoerd worden.
Bijkomend worden een aantal aanpassingen doorgevoerd die een meerwaarde kunnen betekenen voor de klachtenbehandeling en het invorderingsproces van de uitgeschreven retributiebonnen op het parkeren.
Met het oog op de opening van het recreatieve gedeelte van het stedelijk zwembad (midden december 2022) werd er in het verleden reeds beslist dat er infrastructurele aanpassingen dienen te gebeuren aan de parking van WZC Mijlbeke & LDC Maretak. Voor deze parking zal het parkeerregime van zone 2 (BRUIN) ingevoerd worden. Op die manier wordt, bij de invoering van betalend parkeren in de omgeving, vermeden dat deze parking overbelast zou worden met wagens die niets met het WZC of LDC te maken hebben, waardoor de doelgroep voor wie de parking bedoeld is geen parkeerplaats meer zou vinden.
Een vrijstelling wordt voorzien voor bezoekers van bewoners van het woonzorgcentrum, personeel en dokters tijdens de uitoefening van hun beroep.
Naar tarieven toe geeft dit volgend resultaat (van toepassing van 9 tot 19 u -uitgezonderd op zon- en feestdagen):
Deze parking is op dit moment enkel in gebruik tijdens de werkuren op de stedelijke werkhuizen (weekdagen 6u – 16u). ’s Avonds en in ’t weekend wordt deze parking niet of nauwelijks gebruikt. Deze parking ligt vlakbij de parking van het nieuwe zwembad Aquatopia, waar de grootste parkeerdruk net ’s avonds en tijdens het weekend aanwezig is. Het gebruik van de parking van de werkhuizen is dus perfect complementair met het gebruik van de zwembadparking. Omwille van de verwachte hoge parkeerdruk bij het nieuwe zwembad, is het daarom nuttig om de parking van de werkhuizen open te stellen voor publiek, ’s avonds en in het weekend. Hier zullen tarieven gehanteerd worden die afgestemd zijn op die van de zwembadparking.
Voor deze parking wordt een apart bijkomend parkeerregime (zone 4) ingevoerd:
"6.1.5. Zone 4
De tekst van artikel 6, §2, van het retributiereglement wordt volledig vervangen door volgende tekst:
De aangetekende herinnering wordt vervangen door 2 stappen, zijnde enerzijds een tweede aanmaning per gewone brief en in een bijkomende stap een aanmaning door onze vaste deurwaarder, beiden uiteraard nog in de minnelijke invorderingsfase.
De bevoegde rechtbanken zijn het erover eens dat het verzenden van een extra minnelijke brief vanwege de deurwaarder een meerwaarde is en als gelijkgesteld mag worden beschouwd met de aangetekende brief van de concessiehouder rechtstreeks. Daarenboven is dit voor de parkeerders zelfs positief, vermits ze op die wijze hogere extra kosten van dagvaarding etc. nog op tijd kunnen vermijden, doch wel reeds met aandrang aangemaand worden om tot betaling over te gaan door een gerechtsdeurwaarder. Ze krijgen als het ware “een extra kans” om het dossier minnelijk te regelen.
Daarnaast heeft het aangetekend verzenden van een brief weinig meerwaarde voor de parkeerder zelf, vermits deze brieven in vele gevallen niet afgehaald worden en ons na enige tijd door de post worden terugbezorgd. De parkeerder is eerder gebaat bij de extra stap via de gerechtsdeurwaarder in plaats van de aangetekende zending.
Artikel 173 van de Grondwet.
In het gemeenteraadsbesluit van 29 juni 2021, aangepast in zitting van 21 december 2021 & 29 maart 2022, houdende een retributie op het parkeren 2021-2025, worden vanaf 22 december 2022 volgende artikels aangepast:
1. In artikel 3 wordt aan punt 3.5. (Betalende zone 2 (Bruin)) toegevoegd: "en de parking WZC Mijlbeke/LDC Maretak;";
2. In artikel 3 wordt een punt 3.7. ingevoegd: "Zone 4: Parking stedelijke werkhuizen (Bergemeersenstraat 145);";
3. In artikel 3 wordt "3.7." (Kortparkeren) vervangen door "3.8.";
4. In artikel 3 wordt "3.8." (Blauwe zone) vervangen door "3.9.";
5. In artikel 3 wordt "3.9." (Shop & go) vervangen door "3.10.";
6. In artikel 3 wordt "3.10." (Bewonerszone) vervangen door "3.11.";
7. In artikel 3 wordt "3.11." (Buurtparkings) vervangen door "3.12.";
8. In artikel 3 wordt "3.12." (Verkeersreglement) vervangen door "3.13.";
9. In artikel 3 wordt "3.13." (Tweedeverblijvers) vervangen door "3.14.".
1. In artikel 6 wordt in punt 6.1.2. -Zone 2 de tekst volledig vervangen door:
"Zone 2
2. In artikel 6 wordt in punt 6.1.2., §2, de tekst volledig vervangen door:
"6.1.3. Dagticket (zone 1 & 2): Een retributie van 25,00 EUR per ondeelbare kalenderdag is van toepassing:
1. Na het verstrijken van de parkeerduur zoals aangegeven op het parkeerticket;
2. Wanneer geen geldig parkeerticket kan worden aangetroffen of geregistreerd werd aan de parkeerautomaat:
3. Wanneer geen geldig (e-ticket) via sms / app parkeren ( mobiel parkeren ) werd betaald:
3. In artikel 6 wordt "6.1.3." -Zone 3- vervangen door "6.1.4.";
4. In artikel 6 wordt "6.1.3.1." vervangen door "6.1.4.1.";
5. In artikel 6 wordt "6.1.3.2." vervangen door "6.1.4.2.";
6. In artikel 6 wordt "6.1.4." (Dagticket) geschrapt en vervangen door:
"6.1.5. Zone 4
7. In artikel 6 wordt "6.1.5." (Shop & Go) vervangen door "6.1.6.";
8. In artikel 6 wordt "6.1.6." (Gratis kortparkeren) vervangen door "6.1.7.".
In artikel 11 wordt de tekst in punt 11.1.3. volledig vervangen door: "Bij niet-betaling volgt een tweede aanmaning per gewone brief. Wanneer een tweede aanmaning vereist is, worden bijkomend 20,50 EUR (5,00 EUR eerste aanmaning + 15,50 EUR tweede aanmaning) administratiekosten aangerekend.".
Aan artikel 11 worden volgende punten toegevoegd:
"11.1.4. Indien ook deze tweede aanmaning niet betaald wordt, zal een minnelijk herinneringsschrijven vanwege een deurwaarder gestuurd worden, vermeerderd met de wettelijk bepaalde tarieven voor het verzenden van een schuldvordering waaronder -zonder limitatief te zijn-, het tarief burgerlijke en handelszaken KB 30.11.1976 wordt gehanteerd voor de eventuele minnelijke fase (aanmaning met dreiging – inlichting – postzegel - kwijtings- en inningsrecht) én de gerechtelijke fase;
11.1.5. Bij gebreke aan betaling zal overgegaan worden tot dagvaarding voor de bevoegde rechtbank, waarbij de wettelijke kosten worden aangerekend.".
In artikel 12 wordt een punt toegevoegd:
"12.8. Specifiek voor de parking WZC Mijlbeke/LDC Maretak:
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de bestaande tarieven van deze retributie aan te passen.
De tarieven van deze retributie werden aangepast/ingevoerd in 2017, 2020, 2021 & 2022
1. Voor de tarieven die in 2017 ingevoerd werden en nog niet geïndexeerd zijn door de afrondingsregels:
In de periode 2017-2022 is het inflatiepeil met 15,53 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2017 | |||
GBI 2017 = gemiddelde basisindex 2017 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2017 (basis 2004) bedraagt: 128,62
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
2. Voor de tarieven die voor het laatst in 2020 werden aangepast:
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=jaar waarin de tarieven werden aangepast).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
3. Voor de tarieven die in 2021 werden ingevoerd:
In de periode 2021-2022 is het inflatiepeil met 8,14 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de retributietarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2021 | |||
GBI 2021 = gemiddelde basisindex 2021 (=jaar waarin de tarieven werden ingevoerd).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2021 (basis 2004) bedraagt: 137,41
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
4. De tarieven die in 2022 werden ingevoerd worden niet geïndexeerd:
5. Afrondingsregels:
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
6. Geïndexeerde tarieven
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2017 | 2017 | 148,59 | 128,62 | 5,00 EUR | 5,78 EUR | 6,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 1,50 EUR | 1,67 EUR | 1,70 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 2,00 EUR | 2,23 EUR | 2,20 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 2,50 EUR | 2,79 EUR | 2,80 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4,00 EUR | 4,46 EUR | 4,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 10,00 EUR | 11,16 EUR | 11,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 15,50 EUR | 17,30 EUR | 17,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 25,00 EUR | 27,90 EUR | 28,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 40,00 EUR | 44,64 EUR | 44,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 50,00 EUR | 55,80 EUR | 56,00 EUR |
| 2021 | 2021 | 148,59 | 137,41 | 34,50 EUR | 37,31 EUR | 37,50 EUR |
| 2021 | 2021 | 148,59 | 137,41 | 121,00 EUR | 130,85 EUR | 131,00 EUR |
2021 | 2021 | 148,59 | 137,41 | 200,00 EUR | 216,28 EUR | 216,00 EUR |
Artikel 173 van de Grondwet.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 29 juni 2021, aangepast in zitting van 21 december 2021, 29 maart 2022 & 20 december 2022, houdende een retributie op het parkeren 2021-2025, worden vanaf 15 januari 2023 aangepast als volgt:
Artikel 6 | Betalend parkeren | |
6.1.1. | Zone 1 (ROOD) | |
| 1e uur | 2,20 EUR | |
| 2e uur | 2,80 EUR | |
6.1.2. | Zone 2 (BRUIN) | |
| 1e uur | 1,70 EUR | |
| 2e uur | 2,20 EUR | |
| 3e uur | 2,20 EUR | |
| Vanaf 4e uur (WZC Mijlbeke/LDC Maretak)/uur | 2,80 EUR | |
6.1.3. | Dagticket (zone 1 & 2) | 28,00 EUR |
6.1.4. | Zone 3 | |
6.1.4.1. | Zone 3 (parking Keizershallen) | |
| Tot 1 u | GRATIS | |
| > 1 u tot 4 u | 2,80 EUR | |
| Dagticket (> 4 u) | 4,50 EUR | |
| Verlies parkeerticket | 28,00 EUR | |
| Weekabonnement | 11,00 EUR | |
| Maandabonnement | 44,50 EUR | |
6.1.4.2. | Zone 3 (andere straten) | |
| Tot 1 u | GRATIS | |
| > 1 u tot 4 u | 2,80 EUR | |
| Dagticket (> 4 u) | 4,50 EUR | |
| 20-beurtenkaart | 44,50 EUR | |
6.1.5. | Zone 4 (parking stedelijke werkhuizen) | |
Weekdagen van 16 tot 24 uur & op zaterdag, zondag & feestdagen | ||
| GRATIS | |
| 0,50 EUR | |
| 10,00 EUR | |
| GRATIS | |
| Weekdagen van 24 tot 16 uur | ||
| GRATIS | |
| 30,00 EUR | |
| Uitzondering: bezoekers & werknemers van de stedelijke werkhuizen | GRATIS | |
6.1.6. | Shop & go | |
| Tot 1/2 u | GRATIS | |
| > 1/2 U | 56,00 EUR | |
6.1.7. | Gratis kortparkeren (zone 1 & 2) | |
| Tot 1/2 u | GRATIS | |
Artikel 7 | Parkeren blauwe zone | |
7.2.2. | Langer parkeren dan toegestaan | 28,00 EUR |
Artikel 8 | Parkeren bewonerszone | |
8.2. | Zonder geldige gemeentelijke parkeerkaart | 56,00 EUR |
Artikel 9 | Parkeren op parkeerplaatsen, voorbehouden voor het opladen van elektrische voertuigen | |
9.1. | Voertuig niet aangesloten of niet-elektrisch voertuig | 28,00 EUR |
9.2.1. | Tot 3 u | GRATIS |
9.2.2. | > 3 u | 28,00 EUR |
Artikel 10 | Afgifte parkeerkaarten | |
10.1.1. | 1e bewonerskaart (bewoner of 2e verblijver) | 37,50 EUR |
10.1.1. | 2e bewonerskaart (op hetzelfde adres als 1e voor bewoner of 2e verblijver) | 216,00 EUR |
10.2.1. | Zorgverstrekker of dierenarts | 131,00 EUR |
10.3.1. | Autodelen | GRATIS |
10.4. | Openbare werken | GRATIS |
Artikel 11 | Betalingsmodaliteiten | |
11.1.2. | 1e aanmaning | 6,00 EUR |
11.1.3. | 2e aanmaning | 17,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 5,00 EUR | 5,58 EUR | 5,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 5,50 EUR | 6,14 EUR | 6,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 6,00 EUR | 6,70 EUR | 6,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 7,00 EUR | 7,81 EUR | 8,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 7,50 EUR | 8,37 EUR | 8,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 8,00 EUR | 8,93 EUR | 9,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 83,00 EUR | 92,63 EUR | 92,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 86,50 EUR | 96,53 EUR | 96,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 163,00 EUR | 181,91 EUR | 182,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 28 januari 2020, houdende een belasting op de tijdelijke privatisering van het openbaar domein bij het uitvoeren van bouw- en/of afbraakwerken 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Betalend parkeren, blauwe zone, bewonerszone of shop & go zone | Tarief/m²/ 14 kalenderdagen | Forfaitair |
| Eerste 14 kalenderdagen | 6,00 EUR | ||
| Van de 15e tot de 28e kalenderdag | 6,50 EUR | ||
| Van de 29e tot de 42e kalenderdag | 8,00 EUR | ||
| Vanaf de 43e kalenderdag | 9,00 EUR | ||
| Artikel 4.2. | Alle andere zones | ||
| Eerste 14 kalenderdagen | 5,50 EUR | ||
| Van de 15e tot de 28e kalenderdag | 6,00 EUR | ||
| Van de 29e tot de 42e kalenderdag | 6,50 EUR | ||
| Vanaf de 43e kalenderdag | 8,50 EUR | ||
| Artikel 4.3. | Vrijhouden betalende parkeerplaatsen, naast de privatisering voorzien onder 4.1. & 4.2., om het doorgaand verkeer niet in het gedrang te brengen (tarief per parkeerplaats) | 96,50 EUR | |
| Artikel 4.4. | Afsluiten openbare weg (uitgezonderd voetgangers en tweewielers), naast de privatisering voorzien onder 4.1. & 4.2., (tarief per kalenderdag) | 182,00 EUR | |
Minimum | 92,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De passage "Een inname van het openbaar domein (o.a. terrassen) gaat vaak gepaard met zwerfvuil/afval. Dit zwerfvuil/afval dient door de reinigingsdienst van de stad Aalst opgeruimd te worden.” dient geschrapt te worden.
Er wordt immers van elke organisator verwacht dat hij/zij zelf instaat voor het verwijderen van alle afval afkomstig van zijn/haar evenement. In elke vergunning wordt daar duidelijk op gewezen.
De tarieven van deze belasting werden aangepast in 2014 en 2020.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
In de periode 2012-2022 is het inflatiepeil met 22,75 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023= | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2012 | |||
GBI 2012 = gemiddelde basisindex 2012 (=index die gebruikt werd bij indexering in 2014).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2012 (basis 2004) bedraagt: 121,05
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=gemiddelde index eerste 3 kwartalen 2019).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 1,00 EUR | 1,23 EUR | 1,20 EUR |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 2,00 EUR | 2,46 EUR | 2,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4,50 EUR | 5,02 EUR | 5,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 12,00 EUR | 13,39 EUR | 13,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 18,00 EUR | 20,09 EUR | 20,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 19,00 EUR | 21,20 EUR | 21,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 29,50 EUR | 32,92 EUR | 33,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 34,50 EUR | 38,50 EUR | 38,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 41,00 EUR | 45,76 EUR | 46,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 55,00 EUR | 61,38 EUR | 61,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 69,50 EUR | 77,56 EUR | 77,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 81,00 EUR | 90,39 EUR | 90,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 108,00 EUR | 120,53 EUR | 121,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 148,00 EUR | 165,17 EUR | 165,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 170,00 EUR | 189,72 EUR | 190,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 293,00 EUR | 326,98 EUR | 327,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 346,00 EUR | 386,13 EUR | 386,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 433,00 EUR | 483,22 EUR | 483,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 539,00 EUR | 601,52 EUR | 602,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 599,00 EUR | 668,48 EUR | 668,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
In het overwegend gedeelte (motivering) van het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op het gebruik van het openbaar domein 2020 - 2025, wordt vanaf 1 januari 2023 volgende passage geschrapt:
“Een inname van het openbaar domein (o.a. terrassen) gaat vaak gepaard met zwerfvuil/afval. Dit zwerfvuil/afval dient door de reinigingsdienst van de stad Aalst opgeruimd te worden.”
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, aangepast in zitting van 27 oktober 2020, houdende een belasting op het gebruik van het openbaar domein 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Terrassen | |
Permanente inname | ||
| 20,00 EUR | |
| 121,00 EUR | |
Occasionele inname | ||
| 2,50 EUR | |
| 46,00 EUR | |
| Artikel 4.2. | Uitstallen van koopwaar | |
| Permanente inname | ||
| 20,00 EUR | |
| 121,00 EUR | |
Occasionele inname | ||
| 5,00 EUR | |
| 46,00 EUR | |
Innames tijdens manifestaties met volkstoeloop | ||
| 13,50 EUR | |
| 121,00 EUR | |
| Artikel 4.3. | Tenten (uitgezonderd circustenten) | |
| 77,50 EUR | |
| Artikel 4.4. | Circustenten | |
diameter t.e.m. 35 m of capaciteit max 1500 toeschouwers | ||
| 38,50 EUR | |
diameter t.e.m. 50 m of capaciteit max 2000 toeschouwers | ||
| 190,00 EUR | |
diameter > 50 m of capaciteit > 2000 toeschouwers | ||
| 386,00 EUR | |
| Artikel 4.5. | Containers | |
| 61,50 EUR | |
| Artikel 4.6. | Automaten (drank- en andere automaten) | |
| 602,00 EUR | |
| 38,50 EUR | |
| Artikel 4.7. | Afhuren pleinen (per evenement per dag) | |
| 668,00 EUR | |
| 668,00 EUR | |
| 668,00 EUR | |
| 483,00 EUR | |
| 483,00 EUR | |
| 483,00 EUR | |
| 327,00 EUR | |
| 327,00 EUR | |
| 165,00 EUR | |
| Artikel 4.8. | Ambulante handel | |
| inname vaste standplaats (uitgezonderd wekelijkse markten, jaar-, avond- en gelegenheidsmarkten) | ||
| 5,00 EUR | |
| 46,00 EUR | |
Innames tijdens manifestaties met volkstoeloop | ||
| 13,50 EUR | |
| 121,00 EUR | |
| Artikel 4.9. | Andere innames | |
Permanente inname | ||
| 21,00 EUR | |
| 121,00 EUR | |
| Occasionele inname | ||
| 1,20 EUR | |
| 33,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 20,50 EUR | 22,88 EUR | 23,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 38,50 EUR | 42,97 EUR | 43,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 41,50 EUR | 46,31 EUR | 46,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 77,50 EUR | 86,49 EUR | 86,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 103,00 EUR | 114,95 EUR | 115,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op het aanvragen van een omgevingsvergunning of een stedenbouwkundig attest 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 3.1. | Aanvraag omgevingsvergunning | ||
| Goedkeuring CBS | Weigering CBS of intrekking aanvraag door aanvrager | ||
| Vereenvoudigde procedure | Gewone procedure | ||
3.1.1. Stedenbouwkundige handelingen | |||
| 46,50 EUR | 115,00 EUR | 43,00 EUR |
| 86,50 EUR | 86,50 EUR | 43,00 EUR |
3.1.2. Het verkavelen van gronden | |||
| 46,50 EUR | 115,00 EUR | 43,00 EUR |
| 86,50 EUR | 86,50 EUR | 43,00 EUR |
3.1.3. Bijstellen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden (forfaitair per verkaveling) | 46,50 EUR | 115,00 EUR | 43,00 EUR |
3.1.4. Voor het exploiteren van een vergunningsplichtige ingedeelde inrichting (leefmilieu) | 46,50 EUR | 115,00 EUR | 43,00 EUR |
| Artikel 3.2. | Meldingen en aanvragen stedenbouwkundig attest | ||
| 3.2.1. | Stedenbouwkundige handelingen/meldingsplichtige ingedeelde inrichtingen (leefmilieu) | 23,00 EUR | |
| 3.2.2. | Stedenbouwkundig attest | 23,00 EUR | |
Bovenvermelde tarieven worden met 115,00 EUR verhoogd voor het digitaliseren wanneer een dossier analoog wordt ingediend (uitgezonderd de dossiers die door het CBS geweigerd worden of de dossiers die door de aanvrager worden ingetrokken).
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 69,50 EUR | 77,56 EUR | 77,50 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het tarief in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op reclameborden 2020 - 2025, wordt vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | per jaar per m² | 77,50 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI 2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,0175 EUR | 0,0195 EUR | 0,0195 EUR |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 81,50 EUR | 90,95 EUR | 91,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op de verspreiding van niet-geadresseerde drukwerken en van gelijkgestelde producten 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Per bedeeld exemplaar | 0,0195 EUR |
| Artikel 4.2. | Minimumbelasting per bedeling | 91,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
1. INDEXEREN VAN DE TARIEVEN
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 21,00 EUR | 23,44 EUR | 23,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 209,00 EUR | 233,24 EUR | 233,00 EUR. |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op het voeren van commerciële reclame op de openbare weg 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Voeren van reclame door personen (per persoon per dag) | 23,50 EUR |
| Artikel 4.2. | Voeren reclame d.m.v. voertuigen (per voertuig per dag) | 233,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
Het basistarief (t.e.m. 25 m² vloeroppervlakte) werd voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
De tarieven van de andere categorieën werden in 2020 verhoogd om dichter aan te sluiten bij het gemiddelde van de centrumsteden.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
In de periode 2020-2022 is het inflatiepeil met 10,78 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2020 | |||
GBI 2020 = gemiddelde basisindex 2020 (=jaar waarin de tarieven werden verhoogd, los van de index).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2020 (basis 2004) bedraagt: 134,13
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
| Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 137,00 EUR | 152,89 EUR | 153,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 750,00 EUR | 830,83 EUR | 831,00 EUR |
| 2020 | 2020 | 148,59 | 134,13 | 1.000,00 EUR | 1 107,78 EUR | 1 108,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019 houdende een belasting op tweede verblijven, vakantie-, zomer-, en weekendhuisjes en caravans 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Constructies met een totale vloeroppervlakte t.e.m. 25 m² | 153,00 EUR |
| Artikel 4.2. | Constructies met een totale vloeroppervlakte van 26 t.e.m. 300 m² | 831,00 EUR |
| Artikel 4.3. | Constructies met een totale vloeroppervlakte van meer dan 300 m² | 1 108,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 1 625,00 EUR | 1 813,48 EUR | 1 813,00 EUR |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 6 502,00 EUR | 7 256,15 EUR | 7 256,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019 houdende een belasting op nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Opening nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie, éénmalig | 7 256,00 EUR |
| Artikel 4.3. | Vanaf 1 januari, volgend op opening, per jaar | 1 813,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast/ingevoerd aan het inflatiepeil in 2014, 2017 en 2020.
In de periode 2012-2022 is het inflatiepeil met 22,75 % gestegen.
In de periode 2017-2022 is het inflatiepeil met 15,53 % gestegen.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2012/2017/2019 | |||
GBI 2012 = gemiddelde basisindex 2012 (=index die gebruikt werd bij de aanpassing in 2014).
GBI 2017 = gemiddelde basisindex 2017 (=het jaar waarin een aantal tarieven werden ingevoerd).
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2012 (basis 2004) bedraagt 121,05.
De GBI 2017 (basis 2004) bedraagt 128,62.
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt:133,15.
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 1,25 EUR | 1,53 EUR | 1,50 EUR |
| 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 2,50 EUR | 3,07 EUR | 3,10 EUR |
| 2017 | 2017 | 148,59 | 128,62 | 2,50 EUR | 2,89 EUR | 2,90 EUR |
| 2017 | 2017 | 148,59 | 128,62 | 3,00 EUR | 3,47 EUR | 3,50 EUR |
| 2017 | 2017 | 148,59 | 128,62 | 6,00 EUR | 6,93 EUR | 7,00 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 2,00 EUR | 2,23 EUR | 2,20 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 4,00 EUR | 4,46 EUR | 4,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 12,00 EUR | 13,39 EUR | 13,50 EUR |
| 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 108,00 EUR | 120,53 EUR | 121,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op de marktrechten 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4 | Wekelijkse markten | |
| Standplaatsvergoeding -tarief per lm per marktdag | ||
| 3,10 EUR | |
| 1,50 EUR | |
| 4,50 EUR | |
| 2,20 EUR | |
| Afname elektriciteit -tarief per kraam per marktdag | ||
| 2,90 EUR | |
| 3,50 EUR | |
| 7,00 EUR | |
Jaar-, avond- of gelegenheidsmarkten (tarief per lm per marktdag) | 3,10 EUR | |
Rommelmarkten | ||
| 13,50 EUR | |
| 121,00 EUR | |
| Artikel 5.2. |
| GRATIS |
| 3,10 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Deze belasting wordt, samen met de belasting op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte en de belasting op de bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen, omgevormd naar een algemene bedrijfsbelasting.
Deze belasting wordt, samen met de belasting op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte en de belasting op de bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen, omgevormd naar een algemene bedrijfsbelasting.
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op de brandstofverdeelapparaten 2020 - 2025, wordt vanaf 1 januari 2023 opgeheven.
Deze beslissing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden.
Deze belasting wordt, samen met de belasting op de bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen en de belasting op de brandstofverdeelapparaten, omgevormd naar een algemene bedrijfsbelasting.
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte 2020 - 2025, wordt vanaf 1 januari 2023 opgeheven.
Deze beslissing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden.
Deze belasting wordt, samen met de belasting op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte en de belasting op de brandstofverdeelapparaten, omgevormd naar een algemene bedrijfsbelasting.
Deze belasting wordt, samen met de belasting op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte en de belasting op de brandstofverdeelapparaten, omgevormd naar een algemene bedrijfsbelasting.
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019, houdende een belasting op de bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen 2020 - 2025, wordt vanaf 1 januari 2023 opgeheven.
Deze beslissing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden.
Door de sterke stijging van de inflatie is het noodzakelijk om de tarieven van deze belasting aan te passen.
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Tarief ingevoerd/ gewijzigd | Op basis index | GNI 2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 35,50 EUR | 39,62 EUR | 39,50 EUR |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 121,00 EUR | 135,03 EUR | 135,00 EUR |
2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 357,00 EUR | 398,41 EUR | 398,00 EUR |
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
De tarieven in het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019 houdende een activeringsheffing op onbebouwde kavels 2020 - 2025, worden vanaf 1 januari 2023 aangepast als volgt:
| Artikel 4.1. | Per strekkende meter lengte v.d. kavel palende aan een al dan niet verwezenlijkte weg die voorkomt in de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden (OVG) | 39,50 EUR |
Minimum eerste kavel | 398,00 EUR | |
| Artikel 4.2. | Verhoging per bijkomende kavel, waarvan de belastingplichtige houder is v.h. zakelijk recht | 135,00 EUR |
Deze aanpassing zal, overeenkomstig de bepalingen van het invorderingsdecreet, op de stedelijke website gepubliceerd worden, samen met een gecoördineerde versie van het gemeenteraadsbesluit.
Een rechtvaardig belastingsysteem zorgt voor een goeie spreiding van de fiscale druk over diverse maatschappelijke groepen.
Ook een heroriëntering van deze belasting lijkt niet wenselijk. De grondslag motoren of drijfkracht ligt al even onder vuur, gezien deze dateert van midden vorige eeuw. Om die reden werd deze belasting in Aalst al deels gemoderniseerd door een bijkomende grondslag aan het reglement toe te voegen, zijnde benutte bedrijfsoppervlakte.
Het is niet eenvoudig om voor ondernemingen een andere gepaste grondslag te vinden die de omvang van een bedrijf kan vatten. Vandaar dat drijfkracht tot op vandaag nog steeds een bepalende grondslag is om de grootte van een onderneming in te schatten. Binnen de centrumsteden werd er enkele jaren geleden reikhalzend uitgekeken naar de stad Genk die van plan was om de belasting op drijfkracht te vervangen door een belasting op elektriciteit. Na een jarenlange studieronde is het reglement er uiteindelijk niet gekomen omdat er veel te veel juridische en praktische problemen opdoken. Ook in Gent werd recent (2022) een nieuw reglement ingevoerd op energieverbruik. Men blijkt echter niet gerust te zijn in dit nieuwe reglement gezien het oude parallel blijft bestaan indien er juridisch met het nieuwe reglement iets zou foutlopen (Er kan altijd een vordering tot nietigverklaring ingediend worden voor de Raad van State -Een mogelijk negatief arrest voor de stad heeft absolute kracht van gewijsde er is dus m.a.w. geen vorm van betwisting meer mogelijk. In voorkomend geval verdwijnt het belastingreglement met terugwerkende kracht uit het rechtsverkeer. De beslissing is van toepassing op iedereen en de stad kan geen ontvangsten realiseren op basis van het vernietigde belastingreglement, zelfs de eventueel reeds ontvangen sommen moeten terugbetaald worden.).
Wat zeggen de cijfers over de belasting op motoren of benutte bedrijfsoppervlakte voor Aalst?
De perceptie bij deze belasting zit bij vele belastingplichtigen verkeerd en dat is vooral te wijten aan de titel van de belasting, nl. motoren of benutte bedrijfsoppervlakte. De meeste belastingplichtigen denken dat ze belast worden op motoren (drijfkracht), terwijl uit de doorlichting is gebleken dat 88 % (!) van alle ondernemingen op ons grondgebied belast worden op de grondslag oppervlakte, waarvan 80 % slechts de minimum betaalt.
Dus is het wenselijk om deze belasting om te vormen naar een ‘Algemene bedrijfsbelasting’. We kunnen dit doen door andere bedrijfsgerelateerde belastingreglementen (banken en brandstofverdeelapparaten) mee in te sluiten in dit reglement. Dat zorgt dan meteen ook voor wat administratieve vereenvoudiging.
Om Aalst aantrekkelijk te maken voor investeerders genieten nieuwe ondernemingen, die zich op het grondgebied van de stad Aalst komen vestigen, een vrijstelling van 5 jaar. Nieuwe ondernemingen creëren jobs en welvaart en bovendien, op langere termijn, zorgen deze voor meer ontvangsten.
De belasting op nachtwinkels en wedkantoren worden, ondanks het bedrijfsgerelateerde karakter, niet mee ingesloten in dit nieuwe reglement, omdat het niet wenselijk lijkt dat ook deze commerciële activiteiten zouden kunnen genieten van 5 jaar vrijstelling als zij zich nieuw komen vestigen in Aalst.
De activiteiten van nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie verschillen fundamenteel van deze van een gewone kleinhandel, meer bepaald situeren de openingsuren zich grotendeels tijdens de nachtrust van de meeste omwonenden en veroorzaken zij hierdoor een bijzondere financiële last voor de gemeente, voornamelijk op het vlak van orde, netheid en toezicht.
Om evidente redenen wenst de stad ook geen 5 jaar vrijstelling toe te kennen aan agentschappen voor paardenwedrennen die zich nieuw in de stad komen vestigen. De stad wenst het gokken niet te stimuleren.
Belastingen vormen een belangrijke bron van inkomsten voor steden en gemeenten, waardoor deze één van de pijlers vormen van de gemeentelijke autonomie.
De stad Aalst heft een aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting. Deze aanvullende belasting treft alle natuurlijke personen die personenbelasting verschuldigd zijn in de stad Aalst op 1 januari van het aanslagjaar. Het zou zeker niet billijk zijn om slechts één categorie van belastingplichtigen te belasten.
Het is de bedoeling de belastingdruk zoveel mogelijk te spreiden.
Ook de natuurlijke personen en rechtspersonen die in hoofd- of bijberoep een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteren, een economische activiteit op zelfstandige basis verrichten en/of een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit zelfstandig uitoefenen, inclusief elke zelfstandige helper, maken gebruik van de openbare dienstverlening en infrastructuur van de stad Aalst.
Voor deze laatste categorie kan het gebruik van drijfkracht of oppervlakte als een goede indicator gelden voor het belang van de bedrijfsactiviteit.
Enkel drijfkracht als grondslag gebruiken betekent dat ondernemingen met weinig motorvermogen, maar met grote oppervlaktes (logistiek), in het voordeel zijn.
Daarom is het aangewezen om, naast drijfkracht, ook de benutte bedrijfsoppervlakte als indicator te gebruiken voor het bepalen van de grondslag.
Het is ook noodzakelijk om een onderscheid te maken in het belastingtarief voor de oppervlakte tussen andere dan landbouwbedrijven en gemengde landbouwbedrijven enerzijds en landbouwbedrijven omvattende de veeteelt, weide-, tuin-, bos- en akkerbouw anderzijds.
Dit onderscheid is gerechtvaardigd doordat landbouwbedrijven in het algemeen voor de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit over een veel grotere grondoppervlakte dienen te beschikken dan andere ondernemingen. Er zou een ongeoorloofde discriminatie ontstaan indien landbouwbedrijven aan hetzelfde belastingtarief voor oppervlakte zouden onderworpen worden als de overige bedrijven. Dit onderscheid is op een objectieve en redelijke wijze verantwoord.
Het arrest van het Hof van Cassatie van 3 september 2015 inzake de algemene provinciebelasting Oost-Vlaanderen, met daarin een verminderd tarief voor een bepaalde categorie van belastingplichtigen, is veel explicieter en vollediger ingegaan op de vraag waar en wanneer de objectieve en redelijke verantwoording voor differentiaties moet worden verschaft. Vooreerst herhaalt het Hof zijn principe dat er zich geen enkel probleem stelt indien de verantwoording voor de onderscheiden behandeling van de belastingplichtigen expliciet is vermeld in de aanhef of de tekst van de belastingverordening of in de stukken van het dossier dat aan de raad werd voorgelegd ter goedkeuring. Dit is niets nieuws onder de zon. Verder stelt het Hof evenwel dat de rechter een belastingverordening, die in een verminderd tarief voorziet voor een bepaalde categorie van belastingplichtigen, niet buiten toepassing kan laten, omdat de overheid niet aantoont dat de verantwoording voor de toepassing van het verminderd tarief niet van toepassing zou kunnen zijn op een andere categorie van belastingplichtigen die onderworpen is aan het standaardtarief. De rechter moet onderzoeken of de betrokken belastingplichtige in concreto wordt gediscrimineerd door de toepassing van het standaardtarief, omdat hij deel uitmaakt van een categorie die op gelijke gronden de toepassing van het verminderd tarief kan eisen. Wanneer de verantwoording voor de verschillende behandeling van belastingplichtigen niet expliciet is vermeld in de aanhef of de tekst van de getoetste belastingverordening of in de stukken van het dossier dat werd voorgelegd aan de provincieraad, moet de rechter volgens het Hof nagaan of de door de provincie tijdens de procedure aangevoerde verantwoording kan worden afgeleid uit de aard van de gemaakte differentiatie of gedragen wordt door de context van de belastingverordening of van het bijhorende dossier. Hiermee bevestigt het Hof van Cassatie uitdrukkelijk dat een bijkomende verantwoording ook nog naderhand door de belastingheffende overheid kan worden verstrekt, waaromtrent in dat geval dan wel zal moeten worden nagegaan of deze te verzoenen valt met de aard van de gemaakte differentiatie of gedragen wordt door de context van de belastingverordening of het bijhorende dossier. Naderhand ingeroepen motivering kan immers de aanvankelijke bedoeling niet wegnemen noch opvullen. Bovenstaande in acht genomen, kan de objectieve en redelijke verantwoording voor een onderscheiden behandeling voortaan dus expliciet blijken uit het belastingreglement of het administratief dossier dan wel afgeleid worden zowel uit de aard van de gemaakte differentiatie als uit de context van de belastingverordening of van het bijhorend dossier op de grond waarvan de raad besliste tot de invoering van de belasting (bron: www.gdena-advocaten.be).
Er is ook een arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 9 februari 2016 inzake de algemene provinciebelasting. Dit Hof oordeelde ter zake dat de speciale regeling voor de agrarische bedrijven objectief te verantwoorden is gezien agrarische bedrijven in het algemeen een grotere oppervlakte voor hun exploitatie nodig hebben. Deze sectoren bevinden zich volgens het Hof in een specifieke situatie en hebben een uitzonderlijke nood aan grote oppervlakten. Dit onderscheid is dus ook op een objectieve en redelijke wijze verantwoord. Het feit dat de activiteit van de belastingplichtige een grotere oppervlakte dan andere bedrijven vereist, heeft volgens het Hof niet tot gevolg dat de ingestelde ongelijkheid niet meer zou voldoen aan een aantal criteria of het aangewende onderscheidingscriterium niet meer objectief of relevant zou zijn, gezien de aard en het doel van de belasting. Desbetreffend merkt het Hof op dat de belastingplichtigen die de strijdigheid van de tariefstructuur met het gelijkheidsbeginsel aanvoeren, niet aantonen dat zij in concreto worden gediscrimineerd door de toepassing van het standaardtarief gezien zij deel uitmaken van een categorie die op gelijke gronden de toepassing van het verminderd tarief zou kunnen eisen. Bijgevolg besloot het Hof dat de bepalingen van de toepasselijke belastingreglementen het gelijkheidsbeginsel niet schenden.
2.1. Algemeen
Belastingen vormen een belangrijke bron van inkomsten voor steden en gemeenten, waardoor deze één van de pijlers vormen van de gemeentelijke autonomie.
Het gelijkheidsbeginsel is een grondwettelijk principe dat in algemene bewoordingen werd opgenomen onder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en dat inzake belastingen specifiek werd bevestigd in artikel 172 van de Grondwet.
Het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel schrijft voor dat alle belastingplichtigen die zich in dezelfde toestand bevinden op dezelfde wijze moeten worden behandeld. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten evenwel niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dezelfde regels verzetten zich er overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de terzake geldende beginselen. Het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel (S. Van Crombrugge, De grondregels van het Belgisch fiscaal recht, Antwerpen, Biblo, 2013, 45 – 46; H. Symoens, Waarom ik wel en hij niet? Het fiscaal grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, in M. De Jonckheere (ed), Een reis doorheen de fiscale basisbeginselen, Brugge, die Keure, 2010, 22 e.v.; S. Van Crombrugge, De gelijkheid in het fiscaal recht, Rev. Dr. U.L.B., 1999, 147; E. Van Dooren, De lokale belastingbevoegdheid en de constitutionele bevoegdheidsbeperkingen op basis van het gelijkheidsbeginsel, in Jaarboek lokale en regionale belastingen 1999-2000, Brugge, die Keure, 2000, 87 e.v.; Arbitragehof nr. 20/91, 4 juli 1991, Belgisch Staatsblad 1 februari 1994; Cass., 29 maart 2001, F990077; R.v.St. nr. 42102, 25 april 1990.
De stad Aalst heft een aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting.
Deze aanvullende gemeentebelasting treft alle natuurlijke personen die personenbelasting verschuldigd zijn in de stad Aalst op 1 januari van het aanslagjaar.
Het zou niet billijk zijn slechts één categorie van belastingplichtigen, nl. alle natuurlijke personen die personenbelasting verschuldigd zijn, te belasten.
Het is de bedoeling de belastingdruk zoveel mogelijk te spreiden.
Naast de natuurlijke personen, die personenbelasting verschuldigd zijn in de stad Aalst op 1 januari van het aanslagjaar, zijn ook natuurlijke personen en rechtspersonen die als hoofd- en/of bijkomende activiteit op het grondgebied van Aalst een nijverheid-, landbouw-, tuinbouw- of handelsbedrijf exploiteren, een vrij beroep of een zelfstandige activiteit uitoefenen, een belasting verschuldigd op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte.
2.2. Grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen
Bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen hebben weinig motorenkracht en relatief weinig oppervlakte nodig voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteit.
Bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen zouden bijgevolg steeds aan de minimumbelasting belast worden indien de stad Aalst geen specifieke grondslag op bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen zou vorderen.
Het zou niet billijk zijn om slechts een minimumbelasting van bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen te vorderen aangezien dergelijke instellingen over een solide financiële draagkracht beschikken.
Bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen vormen een verhoogd risico naar veiligheid toe gezien dergelijke instellingen een potentieel doelwit vormen voor overvallen.
Dit vergt een verhoogde waakzaamheid van de stedelijke politiediensten.
Deze verhoogde waakzaamheid gaat ten koste van politiepersoneel en -middelen dat ondertussen niet voor andere doeleinden kan ingezet worden.
Het is bijgevolg verantwoord een hogere bijdrage te vorderen van de exploitanten van een bank- of daarmee gelijkgestelde instelling dan van zelfstandigen en vennootschappen van andere vestigingen.
Het aantal loketten & automaten is een goede indicator om de grootte van het bankfiliaal te bepalen.
2.3. Grondslag brandstofverdeelapparaten
Tankstations hebben weinig motorenkracht en relatief weinig oppervlakte nodig voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteit.
Tankstations zouden bijgevolg meestal aan de minimumbelasting belast worden indien de stad Aalst geen specifieke grondslag op brandstofverdeelapparaten zou vorderen.
Het zou niet billijk zijn om slechts een minimumbelasting van tankstations te vorderen aangezien zij, in tegenstelling tot andere vestigingen, een verhoogd risico vormen inzake:
Het is dus verantwoord een hogere bijdrage te vorderen van de exploitanten van een tankstation dan van zelfstandigen of vennootschappen van andere vestigingen.
Het aantal brandstofslangen is een goede indicator om de grootte van het tankstation te bepalen.
Een aanpassing van de tarieven aan de levensduurte dringt zich op. De stad kan onmogelijk oneindig in de tijd de stijgende loonkost van het stadspersoneel en de jaarlijkse aanpassing van de prijzen aan de inflatie, door dienstverleners en leveranciers, blijven opvangen zonder de belastingtarieven op te trekken.
3.1. Grondslag motoren of benutte bedrijfsoppervlakte
De meeste tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019. Een aantal tarieven werden voor het laatst geïndexeerd in 2014 (op basis gemiddelde index van 2012 omdat de afrondingsregels een indexering in 2020 in de weg stonden.
In de periode 2012-2022 is het inflatiepeil met 22,75 % gestegen.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2014/2019 | |||
GBI 2012 = gemiddelde basisindex 2012 (=index die gebruikt werd bij de aanpassing in 2014).
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 eerste 3 kwartalen (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2012 (basis 2004) bedraagt: 121,05
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
3.2. Grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
3.3. Grondslag brandstofverdeelapparaten
De tarieven van deze belasting werden voor het laatst aangepast aan het inflatiepeil in 2020 op basis van de gemiddelde index van de eerste 3 kwartalen van 2019.
In de periode 2019-2022 is het inflatiepeil met 11,60 % gestegen.
Volgende formule wordt toegepast om de tarieven aan te passen aan de levensduurte:
Tarief 2023 = | Tarief | X | GNI 2022 |
GBI 2019 | |||
GBI 2019 = gemiddelde basisindex 2019 eerste 3 kwartalen (=index die gebruikt werd bij de laatste aanpassing in 2020).
GNI 2022 = gemiddelde nieuwe index van 2022 (gezien de index van december 2022 pas gekend is in januari 2023 wordt een gemiddelde berekend van de eerste 3 kwartalen van 2022).
De GBI 2019 (basis 2004) bedraagt: 133,15
De GNI 2022 (basis 2004) van de eerste 3 kwartalen bedraagt: 148,59
Het is aangewezen om bij de berekening van de indexering afrondingsregels toe te passen om tot werkbare tarieven te komen:
Grondslag | Tarief ingevoerd/gewijzigd | Op basis index | GNI2022 | Basisindex | Huidig tarief | Tarief geïndexeerd | Afgerond tarief 2023 |
| Oppervlakte | 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 0,10 EUR | 0,12 EUR | 0,10 EUR |
| Oppervlakte | 2014 | 2012 | 148,59 | 121,05 | 2,50 EUR | 3,07 EUR | 3,10 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,35 EUR | 0,39 EUR | 0,40 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,55 EUR | 0,61 EUR | 0,60 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 0,90 EUR | 1,00 EUR | 1,00 EUR |
| Motoren | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 20,00 EUR | 22,32 EUR | 22,50 EUR |
| Motoren | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 67,00 EUR | 74,77 EUR | 75,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 132,00 EUR | 147,31 EUR | 147,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 154,00 EUR | 171,86 EUR | 172,00 EUR |
| Brandstofverdeelapparaten | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 186,00 EUR | 207,57 EUR | 208,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 269,00 EUR | 300,20 EUR | 300,00 EUR |
| Banken | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 283,00 EUR | 315,82 EUR | 316,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 401,00 EUR | 447,51 EUR | 448,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 539,00 EUR | 601,52 EUR | 602,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 671,00 EUR | 748,83 EUR | 749,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 808,00 EUR | 901,72 EUR | 902,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 2.149,00 EUR | 2 398,26 EUR | 2 398,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 5.288,00 EUR | 5 901,34 EUR | 5 901,00 EUR |
| Oppervlakte | 2020 | 2019 | 148,59 | 133,15 | 10.670,00 EUR | 11 907,59 EUR | 11 908,00 EUR |
Het is noodzakelijk om via deze belasting de nodige ontvangsten te realiseren voor de financiering van de uitgaven van de stad Aalst.
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Er wordt voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2025 een Algemene bedrijfsbelasting geheven.
2.1. Algemeen
2.1.1. Administratie: Stad & OCMW Aalst - Dienstverlening - Financiën - Belastingen.
2.1.2. Aanslagjaar: Het jaar waarvoor de belasting verschuldigd is. Het aanslagjaar begint op 1 januari en eindigt op de daaropvolgende 31 december. Evenwel kan de voor een aanslagjaar verschuldigde belasting op geldige wijze gevestigd worden tot 30 juni van het daarop volgende jaar.
2.1.3. Bedrijfsactiviteit: Een nijverheids-, ambachtelijke, landbouw-, veeteelt-, tuinbouw-, handels-, commerciële, zelfstandige of dienstverlenende activiteit, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
2.1.4. Zelfstandige: Elke natuurlijke persoon die in hoofd- of bijberoep een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw-, en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit op zelfstandige basis verricht en/of een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit zelfstandig uitoefent, inclusief elke zelfstandige helper.
2.1.5. Vennootschap: Elke rechtspersoon die een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit op zelfstandige basis verricht, een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep zelfstandig uitoefent en/of zich met verrichtingen van winstgevende aard of het beheer van roerende en/of onroerende goederen bezighoudt.
2.1.6. Nieuwe zelfstandige of vennootschap: Vestigingen van belastingplichtigen die voorheen geen bedrijfsvestiging exploiteerden op het grondgebied van Aalst, en die evenmin ontstaan zijn door wijziging, samenvoeging of splitsing van dergelijke natuurlijke personen of rechtspersonen of erdoor is opgericht.
2.1.7. Vestiging: Elk (gedeelte van) onroerend goed of meerdere onroerende goederen die samen een geheel, een entiteit of een complex vormen, dat/die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt en/of elke activiteitkern, elk(e) lokaliteit of centrum van werkzaamheden of elk (geheel van) ruimte(n) onder gelijk welke vorm en van individuele of collectieve aard, die/dat voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, evenals een maatschappelijke zetel of lokaliteit en/of een (gedeelte van een ) onroerend goed of lokaliteit dat/die bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden.
2.2. Grondslag motoren of benutte bedrijfsoppervlakte
2.2.1. Werkjaar: Is het jaar dat het aanslagjaar onmiddellijk voorafgaat. De belasting wordt in een aanslagjaar gevestigd op basis van de bedrijfsactiviteit tijdens het werkjaar.
2.2.2. Benutte bedrijfsoppervlakte: Omvat de totale oppervlakte per vestiging, zowel bebouwd als onbebouwd inclusief de vloeroppervlakte van het bebouwd gedeelte indien het/de gebouw(en) meerdere verdiepingen tel(t)(len) die voor het uitoefenen van de bedrijfsactiviteit worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, met uitzondering van het laagste niveau op voorwaarde dat dit reeds verrekend zit in de grondoppervlakte. Omvat de bedrijfsoppervlakte enkel een bebouwd gedeelte dan dient de vloeroppervlakte van het laagste niveau wel meegerekend te worden, tenzij de vestiging enkel een gedeelte van een gebouw omvat waarvan het laagste niveau niet wordt gebruikt of niet tot gebruik wordt voorbehouden.
2.2.3. Belastbare motorenkracht: Alle motoren per vestiging, ongeacht de brandstof of energie die deze motoren in beweging brengt, gebruikt voor nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsdoeleinden of voor de uitoefening van een economische activiteit op zelfstandige basis of voor een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep. De belasting slaat dienvolgens op o.a. elektromotoren, stoommachines, verbrandingsmotoren, waterturbines, enz … . Hieronder zijn onder meer begrepen motoren van verwarmingsinstallaties, koelinstallaties, automatische deur- en poortopeners, hogedruktoestellen, compressoren, liften, voertuigen en/of machines waarvoor geen verkeersbelasting wordt betaald zoals heftrucks, bulldozers, hoogtewerkers, graafmachines, hijskranen, … (niet limitatieve opsomming).
2.2.4. Agrarisch bedrijf: Een zelfstandige of een vennootschap van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend bestaan uit landbouw en/of tuinbouw.
2.2.5. Landbouw: Een bedrijfsmatige exploitatie gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt.
2.2.6. Akkerbouw: Een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen.
2.2.7. Weidebouw: Een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het exploiteren van blijvend grasland als voedselbron voor dieren welke door het bedrijf voor gebruiks- of winstdoeleinden worden gehouden.
2.2.8. Bosbouw: Een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van de bosboomkwekerij.
2.2.9. Veeteelt: Een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het kweken/fokken, vetmesten en/of houden van dieren voor de vlees-, melk- of eierproductie, voor de vacht of voor het bekomen van jongen.
2.2.10. Tuinbouw: Een bedrijfsmatige exploitatie gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten.
2.2.11. Landbouw- en/of tuinbouwoppervlakte: Oppervlakte die een bestemming kreeg voor landbouw en/of tuinbouw en als zodanig door een agrarisch bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden als teeltgrond, oppervlakte in serres, … .
2.2.12. Serre: Elke duurzame constructie die bestemd is of gebruikt wordt voor tuinbouw.
2.2.13. Teeltgrond: Grond waarvan de bodem bestemd is of gebruikt wordt als voedingsbodem voor de producten die erop worden geteeld in het kader van landbouw en/of tuinbouw.
2.3. Grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen
2.3.1. Bank- en daarmee gelijkgestelde instelling: bank-, financierings- en kredietinstelling, spaarbank of wisselkantoor, hun agentschappen, bijkantoren, de tussenpersonen en makelaars.
2.3.2. Automaat: toestel die volautomatisch werkt en het cliënteel in de mogelijkheid stelt geldopnemingen en/of spaar- of betaalverrichtingen te doen.
2.3.3. Loket: een bedieningspunt of -ruimte ingericht om een klant te ontvangen of te bedienen. Een bedieningsruimte van 1,5 strekkende meter aan een balie wordt eveneens als een loket beschouwd.
2.4. Grondslag brandstofverdeelapparaten
2.4.1. Tankstation: Een tankstation, benzinestation of pompstation is een plaats waar bestuurders van gemotoriseerde voertuigen hun brandstof kunnen bijvullen.
2.4.2. Brandstofslang: een leiding waarmee de brandstof vanuit de pomp naar het voertuig geleid wordt.
3.1. Grondslag motoren of benutte bedrijfsoppervlakte
3.1.1. Aan de belasting op de motoren of benutte bedrijfsoppervlakte zijn de zelfstandigen en de vennootschappen onderworpen die tijdens het werkjaar één of meerdere vestigingen gebruikten of tot gebruik hebben voorbehouden (uitgezonderd de bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen (zie 3.2.) en de tankstations (zie 3.3.).
3.1.2. Elkeen die de hoedanigheid heeft van zelfstandige of vennootschap op het grondgebied van de stad Aalst, heeft er minstens één belastbare vestiging en behoort als zodanig tot de belastingplichtigen.
3.1.3. Zowel rechtspersonen die vallen onder het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting als rechtspersonen die een winstoogmerk hebben, maar niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, worden meegerekend tot de vennootschappen bedoeld in artikel 2.
3.1.4. Een zelfstandige of een vennootschap van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend een ambulant karakter hebben, heeft een belastbare vestiging op het adres van zijn/haar in de stad Aalst gelegen verblijfplaats (waar in het kader van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden de opslag van goederen of materiaal, de voorbereiding, de planning, de organisatie, de administratieve ondersteuning of het beheer in de ruimste zin gebeurt of kan plaatsvinden) of maatschappelijke zetel.
3.1.5. Elke belastingplichtige is de belasting verschuldigd, afzonderlijk per vestiging hoe ook genoemd, die door hem/haar wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en op het grondgebied van de stad Aalst is gelegen.
3.1.6. Vestigingseenheden waarvoor een bedrijf een inschrijving heeft in de Kruispuntbank van Ondernemingen, worden meegerekend tot de vestigingen bedoeld in artikel 2.
3.2. Grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen
3.2.1. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon onder wiens handelsnaam, logo of embleem de bank- en daarmee gelijkgestelde instelling en/of de automaten worden geëxploiteerd op 1 januari van het aanslagjaar.
3.3. Grondslag brandstofverdeelapparaten
3.3.1. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het apparaat op 1 januari van het aanslagjaar.
3.3.2. De uitbater van het tankstation is hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde belasting.
4.1. Grondslag motoren of benutte bedrijfsoppervlakte
4.1.1. Belastbare motorenkracht
Het tarief wordt vastgesteld op 22,50 EUR per eenheid en per breuk van kilowatt met een minimum van 75,00 EUR per vestiging.
4.1.2. Benutte bedrijfsoppervlakte
4.1.2.1. Agrarische bedrijven
Klasse | Oppervlakte | Forfaitaire tarieven | Aantal hectaren boven | |||
| A | van 0 tot 10 hectare | 75,00 EUR | + | 0 | x | 0,00 EUR |
| B | >10 tot 100 hectare | 172,00 EUR | + | 10 | x | 0,00 EUR |
| C | >100 hectare | 172,00 EUR | + | 100 | x | 3,10 EUR |
Een fractie van één hectare wordt als een volledige hectare beschouwd.
4.1.2.2. Niet-agrarische bedrijven
Klasse | Oppervlakte | Forfaitaire tarieven | Aantal m² boven | Tarieven | ||
D | van 0 tot 250 m² | 75,00 EUR | + | 0 | x | 0,00 EUR |
E | >250 tot 500 m² | 147,00 EUR | + | 250 | x | 0,00 EUR |
F | >500 tot 1 000 m² | 300,00 EUR | + | 500 | x | 0,00 EUR |
G | >1 000 tot 2 000 m² | 448,00 EUR | + | 1 000 | x | 0,00 EUR |
H | >2 000 tot 3 000 m² | 602,00 EUR | + | 2 000 | x | 0,00 EUR |
I | >3 000 tot 5 000 m² | 749,00 EUR | + | 3 000 | x | 0,00 EUR |
J | > 5 000 tot 10 000 m² | 902,00 EUR | + | 5 000 | x | 0,00 EUR |
K | >10 000 tot 20 000 m² | 902,00 EUR | + | 10 000 | x | 0,10 EUR |
L | >20 000 tot 30 000 m² | 2 398,00 EUR | + | 20 000 | x | 0,40 EUR |
M | >30 000 tot 40 000 m² | 5 901,00 EUR | + | 30 000 | x | 0,60 EUR |
| N | >40 000 m² | 11 908,00 EUR | + | 40 000 | x | 1,00 EUR |
Een fractie van één m² wordt als een volledige m² beschouwd.
4.2. Grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen
Het tarief wordt vastgesteld op 316,00 EUR per loket en per vestiging.
4.3. Grondslag brandstofverdeelapparaten
Het tarief wordt vastgesteld op 208,00 EUR per brandstofslang en per vestiging.
5.1. Belastbare motorenkracht
5.1.1. Gewone aanslagprocedure
De belastbare grondslag wordt bepaald op basis van de motorenkracht die door de belastingplichtige per vestiging voor de exploitatie van zijn/haar bedrijfsactiviteit gebuikt wordt.
De vervreemding of het buiten gebruik stellen in de loop van het werkjaar van een belastbare motor, brengt een belastingvermindering met zich mee. Deze vermindering gaat in vanaf de maand volgend op het bericht, gezonden aan de administratie, betreffende de verdwijning of het buiten gebruik stellen overeenkomstig artikel 8.
Het stilleggen voor een duur gelijk aan of groter dan een maand, met uitzondering van de jaarlijkse verplichte vakantieperiode, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dat het toestel gedurende het werkjaar buiten werking is geweest.
Om deze evenredige vermindering te kunnen genieten moet de belanghebbende aan de administratie schriftelijk bericht gegeven hebben van de dag waarop de motor begint stil te liggen en ook van de dag waarop hij terug in gang wordt gesteld. Een ontvangstbewijs zal aan de belanghebbende worden afgeleverd. Dit bericht dient om de drie maanden hernieuwd te worden. De vermindering van belasting geldt van de maand af volgend op de datum van ontvangst van het bericht van stillegging tot de maand volgend op deze van het opnieuw starten van het betrokken toestel.
Indien er vastgesteld wordt dat de motor werkt vóór het geven van het bericht van wederingangstelling, zal er geen vermindering toegestaan worden, hoelang de stillegging ook heeft geduurd.
Voor een voor de eerste maal door de belastingplichtige in werking gestelde belastbare motor is de belasting verschuldigd vanaf de maand volgend op de inwerkingstelling. Deze ingebruikneming dient aan de administratie schriftelijk medegedeeld te worden.
5.1.2. Speciale aanslagprocedure
Maximum kwartiervermogen - voorwaarden
Wanneer de installaties van een vestiging voorzien zijn van meetapparaten voor het maximum kwartiervermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leverancier van elektrische energie worden gedaan met het oog op het factureren ervan en bijgevolg dat bedrijf belast werd op grond van het bepaalde onder 5.1.1. “gewone aanslagprocedure”, gedurende een periode van tenminste twee jaar, wordt het bedrag der belastingen betreffende de volgende aanslagjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen, bepaald in functie van de variatie van het ene tot het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum kwartiervermogens.
Daartoe berekent de administratie de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste aanslagjaar op grond van het bepaalde onder 5.1.1. “gewone aanslagprocedure”, principieel belastbaar is en het rekenkundig gemiddelde der twaalf maandelijkse maximum kwartiervermogens opgenomen tijdens het werkjaar. Deze verhouding wordt "verhoudingsfactor" genoemd.
Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximum kwartiervermogens van het jaar met de verhoudingsfactor.
De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van het maximum kwartiervermogen voor een aanslagjaar in aanmerking te nemen, niet meer dan 20 % verschilt van dit van het refertejaar, d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt het verschil meer dan 20 %, dan telt de administratie de belastbare elementen teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen.
Om aangeslagen te worden via het maximum kwartiervermogen moet de exploitant van de vestiging vóór 31 januari van het aanslagjaar een schriftelijke aanvraag bij de administratie indienen met opgave van de maandelijkse waarden van het maximum kwartiervermogen, welke in zijn installaties werden opgenomen tijdens het werkjaar. Hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van het maximum kwartiervermogen van het werkjaar te voegen en de administratie toe te laten te allen tijde de in zijn installatie gedane metingen van het maximum kwartiervermogen, vermeld op de facturen voor levering van elektrische energie, te controleren.
De exploitant van een vestiging die deze wijze van aangifte, controle en aanslag kiest, verbindt zich door zijn keuze voor een tijdvak van vijf jaar.
Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur vóór het verstrijken van het optietijdvak, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar.
5.1.3. Niet belastbare motoren
5.2. Benutte bedrijfsoppervlakte
Belastbare grondslag
Benutte bedrijfsoppervlakte: omvat de totale oppervlakte, zowel bebouwd als onbebouwd inclusief de vloeroppervlakte van het bebouwd gedeelte indien het/de gebouw(en) meerdere verdiepingen tel(t)(len) die voor het uitoefenen van de bedrijfsactiviteit worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, met uitzondering van het laagste niveau op voorwaarde dat dit reeds verrekend zit in de grondoppervlakte. Omvat de bedrijfsoppervlakte enkel een bebouwd gedeelte dan dient de vloeroppervlakte van het laagste niveau wel meegerekend te worden, tenzij de vestiging enkel een gedeelte van een gebouw omvat waarvan het laagste niveau niet wordt gebruikt of niet tot gebruik wordt voorbehouden.
De gebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, worden voor de vaststelling van de benutte bedrijfsoppervlakte evenredig verdeeld over het aantal belastingplichtigen dat op het goed een vestiging gebruikt of tot gebruik voorbehoudt. Voor de ongebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, wordt het gedeelte dat per belastingplichtige in aanmerking te nemen is, vastgesteld pro rato van de voor elke belastingplichtige belastbare gebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale belastbare gebouwde oppervlakte op het gehele goed.
Indien op hetzelfde goed zowel de woning van een gezin als de vestiging van een zelfstandige of een vennootschap is gelegen, worden de gebouwde en/of ongebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard uitsluitend een functie inzake privé-gebruik vervullen voor het gezin, voor de vaststelling van de belasting niet gerekend tot de belastbare oppervlakte die in aanmerking te nemen is voor de zelfstandige of de vennootschap.
Indien op hetzelfde goed zowel de woning van een gezin als de vestiging van een zelfstandige of een vennootschap is gelegen, worden de gebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard zowel een functie inzake privé-gebruik vervullen als een functie inzake beroeps- of bedrijfsgebruik vervullen voor de zelfstandige of de vennootschap, voor de vaststelling van de belasting evenredig verdeeld over de belastbare gebouwde oppervlakte die in aanmerking te nemen is voor de zelfstandige of de vennootschap. Voor de ongebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard zowel een functie inzake privé-gebruik vervullen als een functie inzake beroeps- of bedrijfsgebruik vervullen voor de zelfstandige of de vennootschap, wordt desgevallend het gedeelte voor de zelfstandige of de vennootschap vastgesteld pro rato van de voor de zelfstandige of de vennootschap belastbare gebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale belastbare gebouwde oppervlakte op het gehele goed.
Door elke belastingplichtige is maar één grondslag verschuldigd.
Grondslag 'Motoren of benutte bedrijfsoppervlakte': is verschuldigd door alle ondernemingen die niet vallen onder de grondslagen 'Bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen' of 'Brandstofverdeelapparaten'. In dit geval wordt enkel de grondslag weerhouden die de hoogste belasting oplevert (motorenkracht of benutte bedrijfsoppervlakte).
Grondslag 'Bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen' is verschuldigd door ondernemingen die beantwoorden aan de definitie zoals vermeld in artikel 2.3.1.;
Grondslag 'Brandstofverdeelapparaten' is verschuldigd door ondernemingen die beantwoorden aan de definitie zoals vermeld in artikel 2.4.1.;
Grondslag | Wat moet aangegeven worden? | Peildatum/-periode | Wat wordt belast? |
Motoren of benutte bedrijfsoppervlakte | Totale motorenkracht & benutte bedrijfsoppervlakte per vestiging | Werkjaar | Grondslag die hoogste belasting oplevert (motorenkracht of benutte bedrijfsoppervlakte) per vestiging |
Bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen | Aantal loketten & automaten per vestiging | 1 januari van het aanslagjaar | Aantal loketten & automaten per vestiging |
Brandstofverdeelapparaten | Aantal brandstofslangen per vestiging | 1 januari van het aanslagjaar | Aantal brandstofslangen per vestiging |
Opstarten bedrijfsactiviteit
Elke zelfstandige of vennootschap die:
moet binnen de maand, uit eigen beweging, de administratie hiervan schriftelijk in kennis stellen.
Stopzetting bedrijfsactiviteit
8.1. Indien de hoedanigheid van belastingplichtige volledig en definitief wordt stopgezet en/of indien één of meerdere vestigingen worden gesloten en/of indien de belastbare motorenkracht en/of benutte bedrijfsoppervlakte wijzigt, is het vereist dat de zelfstandige of de vennootschap binnen de maand, uit eigen beweging, de administratie hiervan schriftelijk in kennis stelt met de nodige bewijzen hieromtrent.
8.2. De belasting is deelbaar per maand. In voorkomend geval zal het bedrag van de belasting, in het aanslagjaar dat volgt op het jaar van opstarten of stopzetten van de bedrijfsactiviteit, vermenigvuldigd worden met een breuk waarvan de teller zal bestaan uit het aantal maanden dat er een bedrijfsactiviteit werd uitgeoefend en de noemer 12 is. Een gedeelte van een maand wordt als een volledige maand beschouwd. Een minimumbelasting van 75,00 EUR blijft echter steeds verschuldigd per vestiging per jaar.
8.3. Specifiek voor de grondslag 'Motoren of benutte bedrijfsoppervlakte': Verwijderde motoren en/of vermindering van de benutte bedrijfsoppervlakte, kunnen slechts in aanmerking komen voor een belastingvermindering, na voorafgaande schriftelijke melding overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 8.1.
Aangifteverplichting
Elke belastingplichtige moet uiterlijk op 30 april van het aanslagjaar per vestiging aangifte doen door middel van het formulier dat hem/haar toegezonden wordt door de administratie. Wanneer 30 april valt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Elke belastingplichtige doet per vestiging aangifte van:
9.1. Grondslag motoren of benutte bedrijfsoppervlakte
9.2. Grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen
9.3. Grondslag brandstofverdeelapparaten
Wie geen aangifteformulier ontving, moet het document afhalen of aanvragen bij de administratie. De correct ingevulde, gedag- en genaamtekende aangifte moet binnen de hierboven gestelde termijn worden ingediend bij de administratie.
Vrijstelling van de aangifteverplichting
10.1. Een belastingplichtige is voor een vestiging vrijgesteld van de in artikel 9 voorgeschreven aangifteplicht, op voorwaarde dat hij/zij voor het vorige aanslagjaar voor deze vestiging werd aangeslagen op basis van een tijdig ingediende aangifte of een voorstel van aangifte dat zo nodig tijdig werd verbeterd of vervolledigd.
Een belastingplichtige kan niettemin verplicht worden om voor een dergelijke vestiging een aangifteformulier in te dienen, indien hem/haar dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door de administratie.
10.2. Voor de vestiging waarvoor een vrijstelling van de aangifteplicht geldt, wordt aan de belastingplichtige een voorstel van aangifte ter beschikking gesteld. Het voorstel van aangifte wordt uitgereikt door de administratie en vermeldt de gegevens waarover de administratie beschikt.
10.3. Indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand tijdens het werkjaar (grondslag motoren of benutte bedrijfsoppervlakte)/1 januari van het aanslagjaar (grondslag bank- en daarmee gelijkgestelde instellingen of brandstofverdeelapparaten), moet de belastingplichtige uiterlijk tegen de in artikel 9 gestelde termijn het voorstel van aangifte gedag- en genaamtekend indienen bij de administratie met een duidelijke en volledige vermelding en opgave op het voorstel van aangifte van de correcte gegevens en/of alle verbeteringen of vervolledigingen. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij het (verbeterd of vervolledigd) voorstel van aangifte tijdig indiende. Indien het voorstel van aangifte evenwel geen onjuistheden of onvolledigheden bevat en alle voorgedrukte gegevens stroken met de belastbare toestand, moet de belastingplichtige het voorstel van aangifte niet indienen bij de administratie.
10.4. Het voorstel van aangifte, dat zo nodig wordt verbeterd of vervolledigd binnen de in artikel 9 gestelde termijn, heeft dezelfde waarde als een tijdig ingediende aangifte. Indien de belastingplichtige evenwel de in punt 10.3. voorziene verplichting niet tijdig naleeft en/of onjuiste en/of onvolledige gegevens vermeldt en/of foutieve verbeteringen aanbrengt op het voorstel van aangifte, wordt het voorstel van aangifte gelijkgesteld met een gebrek aan aangifte binnen de in artikel 9 gestelde termijn en/of met een onjuiste aangifte en zijn de bepalingen van artikel 11 van toepassing.
Ambtshalve aanslag
11.1. Bij gebrek aan aangifte binnen de in dit reglement vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover de administratie beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
11.2. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
11.3. De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
11.4. Een ambtshalve ingekohierde belasting wordt vermeerderd met volgende belastingverhoging, met dien verstande dat de belastingverhoging nooit meer dan 200 % van de basisbelasting mag bedragen:
|
overtredingen |
belastingverhoging |
minimum |
|
eerste |
20 % |
50,00 EUR |
|
tweede |
50 % |
125,00 EUR |
|
Vanaf de derde |
100 % |
250,00 EUR |
11.5. Bij de bepaling van het toe te passen percentage van de belastingverhogingen worden de vorige overtredingen inzake aangifte in aanmerking genomen die werden vastgesteld voor de laatste 4 aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarvoor de nieuwe overtreding werd vastgesteld.
11.6. Het bedrag van de belastingverhoging wordt eveneens ingekohierd.
11.7. Als een belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen.
Administratieve geldboete
Voor volgende overtredingen wordt een administratieve geldboete opgelegd:
De boete wordt gevestigd en ingevorderd volgens dezelfde regels als deze die gelden inzake de kohierbelastingen. Deze regeling geldt ook voor derden, niet-belastingplichtigen.
Als een overtreding met een belastingverhoging wordt gestraft kan geen extra administratieve boete opgelegd worden.
Vrijstellingen
13.1. Nieuwe zelfstandigen of vennootschappen die zich op het grondgebied van de stad Aalst komen vestigen worden gedurende een periode van 5 jaar vrijgesteld van de belasting.
Van deze vrijstelling kunnen niet genieten:
13.2. Ondernemingen die vallen onder de belasting op nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie.
13.3. Ondernemingen die vallen onder de belasting op wedkantoren.
Wijze van invorderen
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Bezwaren
15.1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belastingaanslag, de belastingverhoging of de administratieve geldboete bij het college van burgemeester en schepenen, die handelt als administratieve overheid. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden moet zulks uitdrukkelijk vragen in het bezwaarschrift.
15.2. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
15.3. Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
15.4. Het bezwaar kan via één van de volgende kanalen worden ingediend:
De zoneraad heeft voor begrotingsjaar 2023 de begroting van de hulpverleningszone Zuid-Oost en de bijdragen van de stad Aalst als volgt vastgesteld:
|
Budget HVZ Zuid-Oost |
Dotatie Aalst | |
|
Gewone dienst |
24 708 370,43 EUR |
6 988 748,19 EUR |
|
Buitengewone dienst |
3 879 817,66 EUR |
1 223 867,54 EUR |
Het Decreet lokaal bestuur, artikel 41;
De wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, artikel 68 en 134;
Het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, artikel 8, 6°;
Het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de hulpverleningszones;
Het besluit van de zoneraad van 28 oktober 2022 houdende goedkeuring van de begroting 2023 van de hulpverleningszone Zuid-Oost.
zijn goedkeuring te verlenen aan de vastgestelde dotaties ten voordele van de hulpverleningszone Zuid-Oost voor exploitatie en investeringen:
- Dotatie gewone dienst 6 988 748,19 EUR
- Dotatie buitengewone dienst 1 223 867,54 EUR
Een afschrift van dit besluit zal doorgestuurd worden aan de Federale dienst gouverneur, t.a.v. mevrouw Ina Focke, Kalandeberg 1, 9000 Gent en de Voorzitter van de hulpverleningszone Zuid-Oost, mevrouw Tania De Jonge, Centrumlaan 100, 9400 Ninove.
De gemeenteraad wordt verzocht akte te nemen van het schrijven van 30 november 2022 van de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen inzake de goedkeuring van de jaarrekening over het financiële boekjaar 2021 van de stad Aalst.
Deze jaarrekening werd goedgekeurd door de gouverneur. Het nazicht van dit beleidsrapport heeft niet geleid tot een formele opmerking.
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
Akte te nemen van het schrijven van 30 november 2022 van de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen inzake de goedkeuring van de jaarrekening over het financiële boekjaar 2021 van de stad Aalst.
De omzendbrief 2019/4 van 03 mei 2019 betreft de opmaak van een nieuw meerjarenplan 2020 - 2025.
De omzendbrief 2020/3 van 18 september 2020 betreft de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Gelet op de goedgekeurde werkwijze over amjp 6 en het akkoord over de lijst van besparingsvoorstellen op het budgetconclaaf van 08 november 2022 die in de toepassing Mercurius werden verwerkt.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De raad stelt de aanpassing meerjarenplan 6 / 2020 - 2025 vast, overeenkomstig de bijlagen. De kredieten voor 2023 worden eveneens vastgesteld. In deze aanpassing worden sommige kredieten van 2022 eveneens aangepast alsook sommige budgetten van 2024 en 2025.
Afschrift van onderhavige beslissing wordt aan de provinciegouverneur bezorgd via het loket lokaal bestuur.
De omzendbrief 2019/4 van 03 mei 2019 betreft de opmaak van een nieuw meerjarenplan 2020 - 2025.
De omzendbrief 2020/3 van 18 september 2020 betreft de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Gelet op de goedgekeurde werkwijze over amjp 6 en het akkoord over de lijst van besparingsvoorstellen op het budgetconclaaf van 08 november 2022 die in de toepassing Mercurius werden verwerkt.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De raad stelt de aanpassing meerjarenplan 6 / 2020 - 2025 vast, overeenkomstig de bijlagen. De kredieten voor 2023 worden eveneens vastgesteld. In deze aanpassing worden sommige kredieten van 2022 eveneens aangepast alsook sommige budgetten van 2024 en 2025.
Afschrift van onderhavige beslissing wordt aan de provinciegouverneur bezorgd via het loket lokaal bestuur.
De omzendbrief 2019/4 van 03 mei 2019 betreft de opmaak van een nieuw meerjarenplan 2020 - 2025.
De omzendbrief 2020/3 van 18 september 2020 betreft de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus.
Gelet op de goedgekeurde werkwijze over amjp 6 en het akkoord over de lijst van besparingsvoorstellen op het budgetconclaaf van 08 november 2022 die in de toepassing Mercurius werden verwerkt.
Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De raad stelt de aanpassing meerjarenplan 6 / 2020 - 2025 vast, overeenkomstig de bijlagen. De kredieten voor 2023 worden eveneens vastgesteld. In deze aanpassing worden sommige kredieten van 2022 eveneens aangepast alsook sommige budgetten van 2024 en 2025.
Afschrift van onderhavige beslissing wordt aan de provinciegouverneur bezorgd via het loket lokaal bestuur.
De nominatieve toelagen zijn toelagen die niet worden toegekend op basis van een toelagereglement maar waarvoor de bedragen en begunstigden expliciet worden vastgelegd in dit besluit.
Als nominatieve toelagen worden beschouwd :
1° De toelagen die volgens een wet of decreet als verplichting worden opgelegd aan de stad zoals deze voor de politiezone, hulpverleningszone, erediensten en verzelfstandigde agentschappen.
2° tussenkomsten in de werking of in de kosten van samenwerkingsverbanden, verenigingen, organisaties , burgers,… die niet kostendekkend zijn en die geen rechtstreekse dienstverlening aan de stad leveren.
Onder niet nominatieve toelagen worden verstaan.:
1° Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (interlokale vereniging, projectvereniging, dienstverlenende vereniging, opdrachthoudende vereniging) , verenigingen , organisaties, … waarvan de stad dienstverlening afneemt en waarvoor een gelijkwaardige economische waarde betaald wordt (rubriek goederen en diensten).
2° Lidgelden : deze bevatten meestal ook een deel ondersteuning (dienstverlening) aan de stad.
3° Ad hoc schenkingen aan een goed doel op basis van een georganiseerd evenement of iets dergelijks.
De toegekende subsidie zal door de begunstigde uitsluitend gebruikt worden ten bate van de vereniging of organisatie.
Voor de uitbetaling van de toelage dient de begunstigde jaarlijks een aanvraag te doen.
De begunstigde moet ook aantonen dat deze subsidie wordt aangewend als tussenkomst in de werking of in de kosten.
De begunstigde is gehouden tot het terugbetalen van de subsidie indien niet wordt voldaan aan de algemene principes en voorwaarden van dit besluit.
In het Decreet Lokaal Bestuur is voorzien dat de bevoegdheid tot het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies toekomt aan de raad. De raad moet dus een besluit nemen voor de nominatieve toekenning van elke subsidie. Het overzicht per boekjaar van de toegestane werkings- en investeringssubsidies die in de documentatie bij het meerjarenplan was toegevoegd is onvoldoende. Het Decreet Lokaal bestuur heeft de toekenning van nominatieve subsidies losgekoppeld van de beleidsrapporten.
De nominatieve subsidies zoals opgenomen in bijlage bij dit besluit werden voorzien in het meerjarenplan 2020-2025.
Artikel 41 2de lid , 23° van het DLB bepaalt dat de raad haar bevoegdheid voor het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies niet kan delegeren aan het college van burgemeester en schepenen.
De wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen.
De nominatieve subsidies opgenomen als bijlage in dit besluit worden goedgekeurd.
De bestaande brandhaspels in de verschillende stadsgebouwen worden periodiek gekeurd door een extern controleorganisme.
De bedoeling van deze raamovereenkomst is de gebreken, opgemerkt tijdens deze controles, weg te werken. Dit kan door het vervangen van bestaande brandhaspels of eventueel onderdelen ervan, het aanpassen van het brandleidingnet in functie van drukopbouw of het plaatsen van een drukverhogingsgroep op het leidingnet.
In het kader van de opdracht “Thema Ruimte - dienst Gebouwen en Technieken. Raamovereenkomst voor het vervangen van brandhaspels en - leidingen en het plaatsen van drukverhogingsgroepen voor een periode van maximum drie jaar” werd een bestek met nr. 22/MJI-133/23-27V opgesteld. (bijlage)
De totale uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op 45 895,30 EUR incl. btw per jaar of 137 685,90 EUR incl. btw voor de maximale periode van drie jaar.
Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 42, § 1, 1° a) (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van 140 000 EUR niet) en artikel 57 en artikel 43.
Het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.
Het Koninklijk Besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 90, 1°.
Het bijzonder bestek met nr. 22/MJI-133/23-27V en de raming voor de opdracht “Thema Ruimte - dienst Gebouwen en Technieken. Raamovereenkomst voor het vervangen van brandhaspels en - leidingen en het plaatsen van drukverhogingsgroepen voor een periode van maximum drie jaar”, vast te stellen. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bijzonder bestek en zoals opgenomen in de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 45 895,30 EUR incl. btw per jaar of 137 685,90 EUR incl. btw voor de maximale periode van drie jaar.
Bovengenoemde opdracht te gunnen bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
De uitgave voor deze opdracht te voorzien in het investeringsbudget van het meerarenplan 2020-2025 onder budgetlijn MJP000217 – Ac000300 – 0119-08/2210007.
Het college van burgemeester en schepenen besliste in zitting van 18 november 2013 om de opdracht “Aanstelling van een ontwerper voor de restauratie van de Sint-Martinuskerk, Priester Daensplein te Aalst. Bestek 13/I-324.” te gunnen aan bvba Architectenbureau Karel Breda (Perspectiv architecten), Kerkplein 4 te 1930 Zaventem tegen een vast ereloonpercentage van 10%. De ontwerper werd aangesteld voor de volledige begeleiding van het restauratiedossier.
Het beleids- en ontsluitingsplan voor de restauratie van de Sint Martinuskerk werd ingediend (07/2015) bij de Vlaamse Overheid in kader van de meerjarenovereenkomst.
De restauratie van het orgel (kast + instrument) van de Sint-Martinuskerk omvat:
In het kader van de opdracht “Thema Ruimte - dienst Gebouwen en technieken. Restauratie van het orgel van de Sint Martinuskerk te Aalst” werd een bestek met nr. 22/I-128 opgesteld. (bijlage)
De uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op 1 419 914,10 EUR exclusief btw of 1 718 096,06 EUR inclusief 21% btw. (deels gesubsidieerd door Onroerend Erfgoed)
Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de openbare procedure met Europese bekendmaking.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 36.
Het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.
Het Koninklijk Besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.
Het bijzonder bestek met nr. 22/I-128 en de raming voor de opdracht “Thema Ruimte - dienst Gebouwen en technieken. Restauratie van het orgel van de Sint Martinuskerk te Aalst”, opgesteld door de ontwerper, Perspectiv architecten, Kerkplein 4 te 1930 Zaventem vast te stellen. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bijzonder bestek en zoals opgenomen in de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 1 419 914,10 EUR exclusief btw of 1 718 096,06 EUR inclusief 21% btw.
Bovengenoemde opdracht te gunnen bij wijze van de openbare procedure met Europese bekendmaking.
De uitgave voor deze opdracht te voorzien in het investeringsbudget van het meerjarenplan 2020-2025 onder budgetlijn MJP000204 – AC000249 – 0790-08/2210007.
De gemeenteraad verleende in zitting van 17 september 2019 goedkeuring aan het bestek met nr. 19/HI-88/20-24 van de oorspronkelijke opdracht “Raamovereenkomst voor uitvoeren van infrastructuur- en herstellingswerken aan waterlopen”, gegund via openbare procedure.
Volgens de oorspronkelijke bestekbepalingen kan deze opdracht bij onderhandelingsprocedure herhaald worden binnen een periode van 3 jaar na het sluiten van de oorspronkelijke opdracht.
Het college van burgemeester en schepenen heeft in zitting van 25 november 2019 de oorspronkelijke opdracht gegund aan Audebo nv, Bedrijvenlaan 4 te 9080 Lochristi, tegen de eenheidsprijzen vermeld in de offerte van deze inschrijver en beperkt tot het voorzien krediet.Met e-mail van 5 december 2022 bevestigde Audebo nv, Bedrijvenlaan 4 te 9080 Lochristi de prijzen van de oorspronkelijke offerte te handhaven voor het volgend dienstjaar.
De dienst Openbare werken stelt voor dit dossier te herhalen met uitgaven beperkt tot het beschikbaar krediet van 180 000 EUR voor de periode van 1 jaar.Het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikelen 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 42, § 1, 2° (nieuwe werken/diensten, bestaande uit de herhaling van soortgelijke werken/diensten) en artikel 43.
Het Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.
Het Koninklijk Besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.
Goedkeuring te verlenen aan het opstarten van de plaatsingsprocedure voor de herhalingsopdracht “Cluster Mobiliteit en openbaar domein. Raamovereenkomst voor uitvoeren van infrastructuur- en herstellingswerken aan waterlopen”, zoals voorzien in het oorspronkelijke bestek met nr. 19/HI-88/20-24.
De werken te gunnen ingevolge onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking volgens artikel 42 § 1, 2° van de wet van 17 juni 2016 op de overheidsopdrachten aan de aannemer gelast met de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht, zijnde Audebo nv, Bedrijvenlaan 4 te 9080 Lochristi tegen de eenheidsprijzen voorzien in hun oorspronkelijke offerte en beperkt tot het voorzien krediet van 180 000 EUR inclusief btw voor de periode van 1 jaar.
De uitgave voor deze opdracht te voorzien in het investeringsbudget van het meerjarenplan 2020-2025 onder budgetlijn MJP000610 – AC000194 – 0319‑70/2260007 van de stad Aalst.
Op 14 juni 2021 beslisten het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau om het personeelsactieplan Fenomenaalst goed te keuren: een gediversifieerd personeelsactieplan dat als doel heeft om onze huidige en toekomstige medewerkers doorheen de organisatie goesting te (blijven) geven om te werken binnen het LOA.
Op 23 december 2021 heeft het college van burgemeester en schepenen beslist akkoord te gaan met een reeks maatregelen voor een versterkend personeelsbeleid waarin onder meer beslist wordt om het derdebetalerssysteem voor het gebruik van het openbaar vervoer in te voeren.
Het openbaar vervoer wordt geregeld door de diensten van VVM De Lijn en de NMBS. Beide organisaties werken met een derdebetalerssysteem.
VVM De Lijn voorziet in maandelijkse - driemaandelijkse en jaarlijkse abonnementen voor het vervoer met de bus en tram in Vlaanderen en in Brussel. Een abonnement is geldig op het volledige net van VVM De Lijn (m.u.v. de Limburgse snellijnen) en kan onbeperkt gebruikt worden gedurende de looptijd van het abonnement.
NMBS voorziet in maandelijkse - driemaandelijkse en jaarlijkse abonnementen voor een vast traject tussen twee stations. Dit traject dient steeds hetzelfde te zijn.
Verschil RPR §1 en 2 en RPR §6
In het kader van het voorstel om een derdebetalersregeling in te voeren, is het aangewezen de verschillen tussen de RPR §6 en RPR §1 en 2 op vlak van sociaal abonnement te harmoniseren.
Personeelsleden RPR §1 -2
De personeelsleden die onder de rechtspositieregeling van Stad en OCMW Aalst van 25 januari 2022 vallen ontvangen een volledige terugbetaling van hun vervoerskosten:
Artikel 183
De kosten voor het sociaal abonnement bij het gebruik van de trein voor de verplaatsing van en naar het werk worden door het bestuur volledig ten laste genomen.
Als het personeelslid in eerste klasse reist, betaalt het zelf de supplementaire kosten daarvoor.
De kosten voor het gebruik van de bus/tram/metro voor de verplaatsing van en naar het werk worden eveneens volledig door het bestuur ten laste genomen.
Het personeelslid dient te kiezen voor wat financieel meest verantwoord is.
Er wordt nooit verder dan 3 maanden teruggegaan in de tijd voor terugbetaling.
Personeelsleden RPR §6
De personeelsleden die onder de rechtspositieregeling voor het personeel van de bijzondere diensten vallen ontvangen de minimaal verplichte terugbetaling van hun vervoerskosten:
Artikel 200
Bij het gebruik van de trein voor de verplaatsing van en naar het werk wordt het personeelslid voor de kosten van het sociaal abonnement vergoed in overeenstemming met de geldende wettelijke bepalingen daarover.
Als het personeelslid in eerste klasse reist, betaalt het zelf de supplementaire kosten daarvoor.
De kosten voor het gebruik van de bus voor de verplaatsing van en naar het werk worden ook vergoed.
Voor wie: alle medewerkers van LOA die gebruik maken van het openbaar vervoer via VVM De Lijn of NMBS voor hun woon-werkverkeer vanaf de goedkeuring door de gemeenteraad van de derdebetalersregeling en dit voor de periode dat ze in dienst zijn bij LOA.
Kenmerken: De maatregelen tot een versterkend personeelsbeleid voorzien in het verhogen van de algemene betrokkenheid en gevoel van waardering waarbij beslist werd om een derdebetalersregeling in te voeren waarbij de werkgever de volledige kosten van het openbaar vervoer ten laste neemt.
De werknemers dienen enkel nog het abonnement aan te vragen doch dienen geen bedragen meer voor te schieten.
De abonnementen worden geplaatst op een persoonlijke MoBIB kaart waar een administratieve kost aan verbonden is van EUR 5. De kost van deze kaart kan al dan niet ten laste genomen worden door de werkgever.
De MoBIB kaart kan zowel aangekocht worden via VVM De Lijn als via de NMBS en blijft 5 jaar geldig na de uitgiftedatum.
Praktische uitvoering: Er dient per ondernemingsnummer een contract afgesloten te worden met VVM De Lijn en de NMBS.
Voor VVM De Lijn wordt er vervolgens gewerkt met excel-lijsten (starterslijst en waarschuwingslijst) om bij te houden welke abonnementen er zijn en welke er verlengd dienen te worden.
Voor NMBS wordt er voorzien in een paswoord en emailadres om toegang te verkrijgen tot de Businessportal van de NMBS. Hier kunnen alle documenten teruggevonden worden en kunnen alle abonnementen opgevolgd worden.
De contracten met VVM De Lijn en de NMBS werden ter kennisname voorgelegd aan het CBS van 5 december 2022.
Voordelen voor LOA:
•1. Minder geld uitgeven: verlaging en beheersing van de mobiliteitskosten doordat er meer zal overgeschakeld worden op goedkopere jaarabonnementen.
•2. Service voor de werknemers: de werknemers hoeven niets te doen én ze raken duurzaam en voordelig op het werk.
•3. Minder administratie: Geen terugbetalingen aan werknemers.
•4. Volledig elektronisch: Alle abonnementen van de werknemers worden op een MOBIB-kaart geplaatst die ook toegankelijk is voor vervoerbewijzen van andere maatschappijen.
•5. Maandelijkse facturatie
Procedure:
De derdebetalersregeling werd besproken op het managementteam van 27 september 2022.
Er werd onderhandeld met de representatieve vakorganisaties over de harmonisatie van de terugbetaling van het sociaal abonnement.
Harmonisatie:
In het kader van de beslissing voor een derdebetalersysteem is een harmonisatie nodig zodat alle personeelsleden van LOA - zonder enig onderscheid - een volledige betaling kunnen ontvangen van hun kosten om gebruik te maken van het openbaar vervoer.
Een gelijkschakeling van alle categorieën van personeelsleden brengt tevens een administratieve vereenvoudiging met zich mee aangezien er niet steeds dient nagegaan te worden onder welke rechtspositieregeling een bepaald personeelslid valt.
Planning:
De invoering van het derdebetalersysteem is besproken op het BOC en HOC.
Beslissing van het college van burgemeester en schepenen dd. 3 oktober 2022.
Beslissing van het college van burgemeester en schepenen dd. 5 december 2022.
Artikel 1 van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, verplicht om voor het gebruik van de trein voor de verplaatsing van en naar het werk;
Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017;
Artikel 163 van het BVR van 7/12/2007 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Het gemeenteraadsbesluit van 25 januari 2022 waarbij de rechtspositieregeling die van toepassing is op het stadspersoneel werd vastgesteld.
Het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 20 november 2012 waarbij de rechtspositieregeling voor het personeel van de bijzondere diensten van het OCMW Aalst en de
rechtspositieregeling van het specifiek OCMW-personeel en de decretale graden van het OCMW Aalst goedgekeurd werd;
om de derdebetalersovereenkomst tussen VVM De Lijn en de stad Aalst, zoals gevoegd als bijlage, goed te keuren;
om de derdebetalersovereenkomst tussen NMBS en de stad Aalst, zoals gevoegd als bijlage, goed te keuren;
om de kosten van de MoBIBkaart voor het gebruik van het openbaar vervoer voor alle personeelsleden volledig ten laste te nemen;
de RPR §6 en RPR §1 en 2 op vlak van sociaal abonnement te harmoniseren.
Conform Artikel 242 van het decreet lokaal bestuur stelde de raad van bestuur van AGSA (Autonoom Gemeentebedrijf Stadsontwikkeling Aalst) een zesde aanpassing van het meerjarenplan 2020 - 2025 vast, en dit op 7 december 2022. Deze aanpassing wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraad. Tevens worden de kredieten van het boekjaar 2023 vastgelegd.
De zesde aanpassing van het meerjarenplan 2020 – 2025 en de vastlegging van de kredieten voor 2023 van het AGSA, zoals vastgesteld door haar raad van bestuur op 7 december 2022, goed te keuren.
Op 8 en 10 november 2022 werd door het centraal kerkbestuur de budgetwijzigingen 2022 -2 ingediend van volgende kerkfabriek:OLV Bijstand Aalst, Sint Anna Aalst, Sint Antonius van Padua Aalst, Sint Jan Evangelist Aalst, Sint Martinus Aalst, Sint Paulus Aalst, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Moorsel, en OLV Hemelvaart Nieuwerkerken.
De analyse met opmerkingen vanuit de ambtelijke cel kerkfabrieken betreffende de budgetwijzigingen 2022_2 kan men in bijlage vinden.
Op basis van voorgaande analyse stelt de ambtelijke cel kerkfabrieken aan de gemeenteraad voor om:
- akte te nemen van volgende budgetwijzingen: OLV Bijstand Aalst, Sint Anna Aalst, Sint Antonius van Padua Aalst, Sint Jan Evangelist Aalst, Sint Martinus Aalst, Sint Paulus Aalst, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Moorsel, en OLV Hemelvaart Nieuwerkerken.
Gunstig advies om in te gaan op de vraag tot de budgetwijzigingen van de kerkfabrieken OLV Bijstand Aalst, Sint Anna Aalst, Sint Antonius van Padua Aalst, Sint Jan Evangelist Aalst, Sint Martinus Aalst, Sint Paulus Aalst, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Moorsel, en OLV Hemelvaart Nieuwerkerken.
Artikel 50, 48 en 49 van het decreet van 7 mei 2004, gewijzigd 6 juli 2012, betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten;
Artikel 39 - 44 van het besluit van 13 oktober 2006 van de Vlaamse Regering houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
De procedure loopt als volgt:
Het centraal kerkbestuur dient de budgetten (met advies bisdom) gecoördineerd in bij het gemeentebestuur tegen 15 oktober. Dit geldt ook voor de Protestantse Gemeenschap.
Dan zijn er twee scenario's mogelijk.
Zolang het budget past binnen het goedgekeurde meerjarenplan maakt dat budget het voorwerp uit van een hele lichte procedure.
Een budget past in het meerjarenplan zolang:
- de exploitatietoelage niet wordt verhoogd;
- het totaal van de uitgaven van één van de hoofdfuncties van de investeringen niet wordt vermeerderd;
- de financieringswijze van een investering niet definitief wordt gewijzigd;
- de afspraken van het meerjarenplan worden gerespecteerd.
Als aan al die voorwaarden is voldaan, dan moet de gemeenteraad binnen een termijn van vijftig dagen akte nemen van het budget. Hij moet de kerkfabriek/kerkgemeente, het centraal kerkbestuur en de bisschoppelijke overheid in kennis stellen van die aktename.
Het is echter ook mogelijk dat het budget niet past in het meerjarenplan, omdat de exploitatietoelage die in het meerjarenplan was afgesproken niet meer volstaat, omdat er in de investeringen belangrijke wijzigingen noodzakelijk zijn of omdat de formele afspraken van het meerjarenplan niet (kunnen) worden gerespecteerd. Dat betekent dat minstens aan één van de hierboven opgesomde voorwaarden voor een budget dat past in het meerjarenplan niet voldaan is.
In dat geval heeft de gemeenteraad een ruimere bevoegdheid. Binnen een termijn van vijftig dagen kan hij ofwel het budget expliciet goedkeuren, ofwel het budget aanpassen aan het goedgekeurde meerjarenplan. Wel mag de gemeenteraad geen aanpassingen doen aan de kosten die betrekking hebben op de eredienst, wat betekent dat die aanpassingen nooit tot gevolg mogen hebben dat de eredienst echt in het gedrang komt.
De gemeenteraad moet het besluit over het budget binnen de termijn van vijftig dagen na ontvangst versturen naar de kerkfabriek/kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, het bisdom en de provinciegouverneur. Als het besluit niet binnen die termijn werd verstuurd of het besluit niet naar alle partijen werd verstuurd, dan wordt dat door het decreet gelijkgesteld aan een goedkeuring van het budget.
Tegen een beslissing van de gemeenteraad is beroep mogelijk bij de provinciegouverneur.
Deze procedure geldt ook voor de budgetwijzingen.
Akte te nemen van de budgetwijzingen 2022_ 2 voor volgende kerkfabrieken: OLV Bijstand Aalst, Sint Anna Aalst, Sint Antonius van Padua Aalst, Sint Jan Evangelist Aalst, Sint Martinus Aalst, Sint Paulus Aalst, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Moorsel, en OLV Hemelvaart Nieuwerkerken.
Op 8 november 2022 werden door het centraal kerkbestuur de budgetten 2023 gecoördineerd ingediend van volgende kerkfabrieken: Sint Martinus Aalst en OLV Hemelvaart Herdersem.
De analyse met opmerkingen vanuit de ambtelijke cel kerkfabrieken betreffende de budgetten 2023 kan men in bijlage vinden.
Op basis van voorgaande analyse stelt de ambtelijke cel kerkfabrieken aan de gemeenteraad voor om:
- goedkeuring te verlenen aan volgende budgetten: Sint Martinus Aalst en OLV Hemelvaart Herdersem.
Gunstig advies om goedkeuring te verlenen aan de ingediend budgetten 2023 van de kerkfabrieken Sint-Martinus Aalst en OLV Hemelvaart Herdersem.
Artikel 48 en 49 van het decreet van 7 mei 2004, gewijzigd 6 juli 2012, betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten;
Artikel 39 - 44 van het besluit van 13 oktober 2006 van de Vlaamse Regering houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
De procedure loopt als volgt:
Het centraal kerkbestuur dient de budgetten (met advies bisdom) gecoördineerd in bij het gemeentebestuur tegen 15 oktober. Dit geldt ook voor de Protestantse Gemeenschap.
Dan zijn er twee scenario's mogelijk.
Zolang het budget past binnen het goedgekeurde meerjarenplan maakt dat budget het voorwerp uit van een hele lichte procedure.
Een budget past in het meerjarenplan zolang:
- de exploitatietoelage niet wordt verhoogd;
- het totaal van de uitgaven van één van de hoofdfuncties van de investeringen niet wordt vermeerderd;
- de financieringswijze van een investering niet definitief wordt gewijzigd;
- de afspraken van het meerjarenplan worden gerespecteerd.
Als aan al die voorwaarden is voldaan, dan moet de gemeenteraad binnen een termijn van vijftig dagen akte nemen van het budget. Hij moet de kerkfabriek/kerkgemeente, het centraal kerkbestuur en de bisschoppelijke overheid in kennis stellen van die aktename.
Het is echter ook mogelijk dat het budget niet past in het meerjarenplan, omdat de exploitatietoelage die in het meerjarenplan was afgesproken niet meer volstaat, omdat er in de investeringen belangrijke wijzigingen noodzakelijk zijn of omdat de formele afspraken van het meerjarenplan niet (kunnen) worden gerespecteerd. Dat betekent dat minstens aan één van de hierboven opgesomde voorwaarden voor een budget dat past in het meerjarenplan niet voldaan is.
In dat geval heeft de gemeenteraad een ruimere bevoegdheid. Binnen een termijn van vijftig dagen kan hij ofwel het budget expliciet goedkeuren, ofwel het budget aanpassen aan het goedgekeurde meerjarenplan. Wel mag de gemeenteraad geen aanpassingen doen aan de kosten die betrekking hebben op de eredienst, wat betekent dat die aanpassingen nooit tot gevolg mogen hebben dat de eredienst echt in het gedrang komt.
De gemeenteraad moet het besluit over het budget binnen de termijn van vijftig dagen na ontvangst versturen naar de kerkfabriek/kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, het bisdom en de provinciegouverneur. Als het besluit niet binnen die termijn werd verstuurd of het besluit niet naar alle partijen werd verstuurd, dan wordt dat door het decreet gelijkgesteld aan een goedkeuring van het budget.
Tegen een beslissing van de gemeenteraad is beroep mogelijk bij de provinciegouverneur.
Deze procedure geldt ook voor de budgetwijzingen.
goedkeuring te verlenen aan de budgetten 2023 van volgende kerkfabrieken: Sint Martinus Aalst en OLV Hemelvaart Herdersem.
Op 8 en 10 november 2022 werden door het centraal kerkbestuur de budgetten 2023 gecoördineerd ingediend van volgende kerkfabrieken: OLV Bijstand Aalst, Sint-Anna Aalst, Sint-Antonius van Padua Aalst, Sint-Jan Evangelist Aalst, Sint-Paulus Aalst, Sint-Margaretha Baardegem, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint-Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Hofstade, Sint-Walburga Meldert, Sint-Martinus Moorsel en OLV Hemelvaart Nieuwerkerken.
Ook de protestantse gemeenschap heeft haar budget 2023 ingediend.
De analyse met opmerkingen vanuit de ambtelijke cel kerkfabrieken betreffende de budgetten 2023 kan men in bijlage vinden.
Op basis van voorgaande analyse stelt de ambtelijke cel kerkfabrieken aan de gemeenteraad voor om:
- akte te nemen van volgende budgetten: OLV Bijstand Aalst, Sint-Anna Aalst, Sint-Antonius van Padua Aalst, Sint-Jan Evangelist Aalst, Sint-Paulus Aalst, Sint-Margaretha Baardegem, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint-Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Hofstade, Sint-Walburga Meldert, Sint-Martinus Moorsel, OLV Hemelvaart Nieuwerkerken en de protestantse kerk.
Gunstig advies om akte te nemen van de ingediende budgetten 2023 van volgende kerkfabrieken: OLV Bijstand Aalst, Sint-Anna Aalst, Sint-Antonius van Padua Aalst, Sint-Jan Evangelist Aalst, Sint-Paulus Aalst, Sint-Margaretha Baardegem, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint-Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Hofstade, Sint-Walburga Meldert, Sint-Martinus Moorsel, OLV Hemelvaart Nieuwerkerken en de protestantse kerk.
Artikel 48 en 49 van het decreet van 7 mei 2004, gewijzigd 6 juli 2012, betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten;
Artikel 39 - 44 van het besluit van 13 oktober 2006 van de Vlaamse Regering houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
akte te nemen van de budgetten 2023 voor volgende kerkfabrieken/kerkgemeente: OLV Bijstand Aalst, Sint-Anna Aalst, Sint-Antonius van Padua Aalst, Sint-Jan Evangelist Aalst, Sint-Paulus Aalst, Sint-Margaretha Baardegem, OLV Hemelvaart Erembodegem, Sint-Martinus Gijzegem, OLV Hemelvaart Hofstade, Sint-Walburga Meldert, Sint-Martinus Moorsel en OLV Hemelvaart Nieuwerkerken. en de protestantse kerk.
Op 8 en 11 november 2022 werden door het centraal kerkbestuur de budgetwijzigingen 2022_2 ingediend van volgende kerkfabrieken/kerkgemeente: OLV Hemelvaart Erembodegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Gijzegem en de protestantse kerk.
De analyse met opmerkingen vanuit de ambtelijke cel kerkfabrieken betreffende de budgetwijzigingen 2022_2 kan men in bijlage vinden.
Op basis van voorgaande analyse stelt de ambtelijke cel kerkfabrieken aan de gemeenteraad voor om:
- volgende budgetwijzigingen goed te keuren: OLV Hemelvaart Erembodegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Gijzegem en de protestantse kerk.
Gunstig advies om in te gaan op de vraag tot goedkeuring van de budgetwijzigingen van volgende kerkfabrieken: OLV Hemelvaart Erembodegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Gijzegem en de protestantse kerk.
Artikel 50, 48 en 49 van het decreet van 7 mei 2004, gewijzigd 6 juli 2012, betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten;
Artikel 39 - 44 van het besluit van 13 oktober 2006 van de Vlaamse Regering houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
De procedure loopt als volgt:
Het centraal kerkbestuur dient de budgetten(wijzigingen) (met advies bisdom) gecoördineerd in bij het gemeentebestuur tussen 10 maart en 15 maart (afsprakennota).
Dit geldt ook voor de Protestantse Gemeenschap.
Dan zijn er twee scenario's mogelijk.
Zolang het budget past binnen het goedgekeurde meerjarenplan maakt dat budget het voorwerp uit van een hele lichte procedure.
Een budget past in het meerjarenplan zolang:
- de exploitatietoelage niet wordt verhoogd;
- het totaal van de uitgaven van één van de hoofdfuncties van de investeringen niet wordt vermeerderd;
- de financieringswijze van een investering niet definitief wordt gewijzigd;
- de afspraken van het meerjarenplan worden gerespecteerd.
Als aan al die voorwaarden is voldaan, dan moet de gemeenteraad binnen een termijn van vijftig dagen akte nemen van het budget. Hij moet de kerkfabriek/kerkgemeente, het centraal kerkbestuur en de bisschoppelijke overheid in kennis stellen van die aktename.
Het is echter ook mogelijk dat het budget niet past in het meerjarenplan, omdat de exploitatietoelage die in het meerjarenplan was afgesproken niet meer volstaat, omdat er in de investeringen belangrijke wijzigingen noodzakelijk zijn of omdat de formele afspraken van het meerjarenplan niet (kunnen) worden gerespecteerd. Dat betekent dat minstens aan één van de hierboven opgesomde voorwaarden voor een budget dat past in het meerjarenplan niet voldaan is.
In dat geval heeft de gemeenteraad een ruimere bevoegdheid. Binnen een termijn van vijftig dagen kan hij ofwel het budget expliciet goedkeuren, ofwel het budget aanpassen aan het goedgekeurde meerjarenplan. Wel mag de gemeenteraad geen aanpassingen doen aan de kosten die betrekking hebben op de eredienst, wat betekent dat die aanpassingen nooit tot gevolg mogen hebben dat de eredienst echt in het gedrang komt.
De gemeenteraad moet het besluit over het budget binnen de termijn van vijftig dagen na ontvangst versturen naar de kerkfabriek/kerkgemeente, het centraal kerkbestuur, het bisdom en de provinciegouverneur. Als het besluit niet binnen die termijn werd verstuurd of het besluit niet naar alle partijen werd verstuurd, dan wordt dat door het decreet gelijkgesteld aan een goedkeuring van het budget.
Tegen een beslissing van de gemeenteraad is beroep mogelijk bij de provinciegouverneur.
Deze procedure geldt ook voor de budgetwijzingen.
Goedkeuring te verlenen van de budgetwijzingen 2022_ 2, en wel voor volgende kerkfabrieken/kerkgemeente: OLV Hemelvaart Erembodegem, OLV Hemelvaart Herdersem, Sint Martinus Gijzegem en de protestantse kerk. .
De heer David Coppens werd voorgedragen per gemeenteraadsbeslissing van 27 februari 2019 als kandidaat-bestuurder van Intergem en werd benoemd als bestuurder op de algemene vergadering van 21 maart 2019.
Artikel 441. decreet lokaal bestuur: een lid van de raad van bestuur of een door de raad van bestuur hiertoe gemandateerde brengt minstens tweemaal per jaar, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad van elk van de deelnemende gemeenten, verslag uit over de uitoefening van de bevoegdheden en taken van de raad, en verstrekt toelichting bij het beleid van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging.
het verslag van de heer David Coppens, afgevaardigde van de stad Aalst in de raad van bestuur van Intergem, met betrekking tot de uitoefening van het mandaat door de bestuurders van de stad Aalst in deze opdrachthoudende vereniging en met betrekking tot het beleid van deze vereniging.
Mevrouw Silke Van Vaerenbergh werd voorgedragen per gemeenteraadsbeslissing van 27 oktober 2020 als kandidaat-bestuurder van SOLVA en benoemd als bestuurder op de algemene vergadering van 16 december 2020.
Artikel 441. decreet lokaal bestuur: Een lid van de raad van bestuur of een door de raad van bestuur hiertoe gemandateerde brengt minstens tweemaal per jaar, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad van elk van de deelnemende gemeenten, verslag uit over de uitoefening van de bevoegdheden en taken van de raad, en verstrekt toelichting bij het beleid van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging.
het verslag van mevrouw Silke Van Vaerenbergh, afgevaardigde van de stad Aalst in de raad van bestuur van SOLVA, met betrekking tot de uitoefening van het mandaat door de bestuurders van de stad Aalst in deze dienstverlenende vereniging en met betrekking tot het beleid van deze vereniging.
De heer Bart Van den Neste werd voorgedragen per gemeenteraadsbeslissing van 29 januari 2019 als kandidaat-bestuurder van ILvA en werd verkozen als voorzitter de raad van bestuur op de algemene vergadering van 19 februari 2019.
Artikel 441. decreet lokaal bestuur: Een lid van de raad van bestuur of een door de raad van bestuur hiertoe gemandateerde brengt minstens tweemaal per jaar, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad van elk van de deelnemende gemeenten, verslag uit over de uitoefening van de bevoegdheden en taken van de raad, en verstrekt toelichting bij het beleid van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging.
het verslag van de heer Bart Van den Neste, afgevaardigde van de stad Aalst in de raad van bestuur van ILVA, met betrekking tot de uitoefening van het mandaat door de bestuurders van de stad Aalst in deze opdrachthoudende vereniging en met betrekking tot het beleid van deze vereniging.
Mevrouw Silke Van Vaerenbergh werd voorgedragen per gemeenteraadsbeslissing van 27 oktober 2020 als kandidaat-bestuurder van TMVW en werd benoemd als bestuurder in de raad van bestuur op de algemene vergadering van 11 december 2020.
Artikel 441. decreet lokaal bestuur: Een lid van de raad van bestuur of een door de raad van bestuur hiertoe gemandateerde brengt minstens tweemaal per jaar, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad van elk van de deelnemende gemeenten, verslag uit over de uitoefening van de bevoegdheden en taken van de raad, en verstrekt toelichting bij het beleid van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging.
het verslag van mevrouw Silke Van Vaerenbergh, afgevaardigde van de stad Aalst in de raad van bestuur van TMVW, met betrekking tot de uitoefening van het mandaat door de bestuurders van de stad Aalst in deze opdrachthoudende vereniging en met betrekking tot het beleid van deze vereniging.
De heer Maarten Blommaert werd voorgedragen per gemeenteraadsbeslissing van 31 mei 2022 als kandidaat-bestuurder van IGS Westlede en werd verkozen in de raad van bestuur op de algemene vergadering van 14 juni 2022.
Artikel 441. decreet lokaal bestuur: Een lid van de raad van bestuur of een door de raad van bestuur hiertoe gemandateerde brengt minstens tweemaal per jaar, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad van elk van de deelnemende gemeenten, verslag uit over de uitoefening van de bevoegdheden en taken van de raad, en verstrekt toelichting bij het beleid van de dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging.
het verslag van de heer Maarten Blommaert, afgevaardigde van de stad Aalst in de raad van bestuur van IGS Westlede, met betrekking tot de uitoefening van het mandaat door de bestuurders van de stad Aalst in deze dienstverlenende vereniging en met betrekking tot het beleid van deze vereniging.
Door de burgemeester werd op 2 december 2022 een dringende politieverordening uitgevaardigd tot het verbod van het betreden van een perimeter rond de Sint-Jozefskerk op het grondgebied van de stad Aalst.
Deze politieverordening dient bekrachtigd te worden door de gemeenteraad.
Artikelen 134 en 135§2,1° van de Nieuwe Gemeentewet.
de politieverordening uitgevaardigd d.d. 2 december 2022 tot het verbod van het betreden van een perimeter rond de Sint-Jozefskerk op het grondgebied van de stad Aalst, zoals toegevoegd in bijlage, te bekrachtigen.
De projectvereniging Hoperfgoed werd op 23.12.2010 bij oprichtingsakte opgericht door stad Aalst en gemeente Asse, volgens het toenmalig Decreet Intergemeentelijke Samenwerking, en dit tot eind 2014. De duurperiode van de projectvereniging werd daarna verlengd van 2015 tot eind 2019.
In 2019 werden de statuten in gemeenteraad Asse d.d. 17.06.2019 en gemeenteraad Aalst d.d. 17.09.2019 aangepast aan het huidige Decreet Lokaal Bestuur en werd de projectvereniging Hoperfgoed-'t Stakenhuis genoemd, waarbij de projectvereniging een tweede keer verlengd werd van 2019 tot eind 2022.
Een nieuwe beslissing over een verlenging dient zich aan, m.n. van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2025.
Thans willen gemeenten Affligem en Opwijk ook aansluiten in de projectvereniging, waartoe de bestaande leden Aalst en Asse hun goedkeuring moeten geven.
Tevens moeten er ook aanpassingen aan de statuten gebeuren, ingevolge aanbevelingen van de audit door IDEA Consult d.d. 09.09.2021 en d.d. 25.02.2022. Dit komt in de herwerkte statuten neer op :
N.a.v. het instappen van 2 nieuwe gemeenten Affligem en Opwijk worden de statuten ook gereviseerd en aangepast om soepeler te kunnen werken:
Op vraag van de stad Aalst en de gemeente Affligem wordt in de benaming van de projectvereniging het woord 'Hopvereniging' toegevoegd, m.a.w. heet de projectvereniging alsdan 'Hopvereniging 't Stakenhuis'.
Team Juridische Zaken adviseert positief.
Dienst Economie en Zorginnovatie adviseert positief.
Artikel 41 Decreet Lokaal Bestuur: de gemeenteraad beslist over het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen.
Artikelen 401 t.e.m. 412 van het Decreet Lokaal Bestuur inzake intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid in de rechtsvorm van een projectvereniging.
de verlenging van de projectvereniging Hoperfgoed-'t Stakenhuis, in de toekomst projectvereniging Hopvereniging 't Stakenhuis, goed te keuren met ingang van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2025.
goedkeuring te verlenen dat de gemeente Affligem en de gemeente Opwijk instappen in de projectvereniging.
goedkeuring te geven aan de gewijzigde statuten van de projectvereniging, die met ingang van 1 januari 2023 projectvereniging Hopvereniging 't Stakenhuis zal heten, zoals gevoegd in bijlage.
Bij beslissing van de gemeenteraad van 29 januari 2019 trad de stad toe tot de vereniging Audio en werd het intern auditcharter goedgekeurd, als verplicht onderdeel van het lidmaatschap van Audio. Er werd in 2019 ook een auditcomité aangesteld, dat een laatste wijziging kende in 2020.
Als onafhankelijke vereniging verstrekt Audio aan de stad een gemotiveerd advies over de mate waarin de stad de werking van de diensten of de processen die aan een audit onderworpen worden, beheerst. Audio helpt de leiding en personeelsleden om de doelstellingen van de organisatie te bereiken:
- door onafhankelijke objectieve evaluaties van de organisatie en haar processen of door de attesterende functie;
- door voorstellen en adviezen te formuleren met betrekking tot het optimaliseren van het risicobeheer en de organisatiebeheersing of door de adviserende functie.
Audio gaat m.a.w. de doeltreffendheid na van het beheer van de organisatie of de interne controlemaatregelen. Dit is het geheel van maatregelen en procedures, die het management en het personeel gebruikt om een redelijke zekerheid te bekomen in volgende domeinen:
1° het bereiken van de doelstellingen en het adequaat beheer van risico’s;
2° het naleven van wetgeving, decreten, besluiten, reglementen en procedures;
3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en management informatie;
4° het efficiënte en economische gebruik van middelen;
5° de bescherming van activa en het voorkomen van fraude
Naast de zelf te kiezen audits die de stad aan Audio kan toewijzen, heeft de stad ook regelmatig verplichte audits die opgelegd worden door Audit Vlaanderen. De staf strategie wil beide auditmogelijkheden met elkaar verbinden en het auditbeleid optimaliseren. Daarom wordt voorgesteld om het auditcomité opnieuw samen te stellen en hier een doorstart mee te maken.
Vanuit de staf Strategie wordt gewerkt aan een auditbeleid met aandacht voor opvolging van lopende aanbevelingen en het bepalen van toekomstige auditonderwerpen. Het nieuw samengestelde auditcomité zal daarom ook minstens 1 keer per jaar hierover vergaderen.
Staf Strategie stelt voor om het auditcomité als volgt samen te stellen:
Artikel 484 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017.
het auditcomité van de stad als volgt samen te stellen:
Energiehuis BEA gaat over tot een budgetwijziging voor de periode 2022 - 2025. Hiermee wil Energiehuis BEA enkele indexeringen doorvoeren (werkingsmiddelen VEKA, toelagen vanwege de gemeenten van het werkingsgebied en de toelage van de stad Aalst), de inschrijving van de bijkomende benovatiecoach alsook de mogelijke inkomsten van het nieuw op te starten groepsaanbod energiebesparende maatregelen. Deze wijzigingen worden zowel op inkomstenzijde als op uitgavenzijde ingeschreven. Door de verfijning van de cijfers kon er zelfs een totale besparing gegenereerd worden van 58.932,08 EUR. Energiehuis BEA dient deze wijzigingen voor te leggen aan de Gemeenteraad.
De toegekende verschillende indexeringen en enkele nieuwe ontwikkelingen maken deze budgetwijziging en aanpassing meerjarenplanning noodzakelijk.
Goedkeuring van de budgetwijziging en aanpassing meerjarenplanning door de Raad van Bestuur van Energiehuis BEA in zitting van 10 november 2022.
De budgetwijziging periode 2022 - 2025 en aanpassing van de meerjarenplanning van Energiehuis BEA, zoals gevoegd als bijlage, goed te keuren.