Ten gevolge van beslissing BTW E.T. 129.288 van 19 januari 2016 moest de financiering van de autonome gemeentebedrijven (AGB) grondig worden herzien. Omdat in AGB’s de exploitatieontvangsten doorgaans ontoereikend zijn om de exploitatiekosten te dekken, subsidieert de gemeente de werking.
Dit kon vroeger bij wijze van een specifieke werkingssubsidie die bepaalde specifieke uitgaven van het AGB dekt (bv. de personeelsuitgaven of de energiekosten). Bij een specifieke werkingssubsidie is er geen rechtstreeks verband tussen de prijs en de subsidie die de gemeente betaalt om een welbepaald goed te leveren of een welbepaalde dienst te verrichten, terwijl net dat rechtstreeks verband vereist is volgens de hierboven vermelde beslissing BTW. Met ingang van 1 januari 2016 mogen de specifieke werkingssubsidies dus niet meer in rekening worden gebracht bij de bepaling van het boekhoudkundig resultaat, enkel prijssubsidies worden nog aanvaard. Bij een prijssubsidie komt de gemeente tegemoet in het tarief van de aangerekende prestaties van het AGB. Deze prijssubsidie is onderworpen aan BTW. Enkel door economisch rendabel te zijn kan het AGB haar btw-statuut behouden. De prijssubsidie vanuit de gemeente garandeert de economische rendabiliteit van het AGB.
Aangezien het aantonen van een winstoogmerk voor AGB’s in het verleden vaak tot discussies met de fiscus leidde, werd circulaire 2022/C/100 in het leven geroepen. De circulaire herhaalt dat uit de statuten van de vermelde AGB’s moet blijken dat ze een winstoogmerk hebben, dat zij zich tot doel stellen winst uit te keren en dat dat ook daadwerkelijk gebeurt. Het operationeel resultaat van de globale activiteit mag geen systematische tekorten vertonen, waarbij werkings- en investeringssubsidies van andere dan gemeentelijke overheden wel meetellen, maar die van de gemeente niet. Gemeentelijke prijssubsidies worden wel in rekening gebracht bij de berekening van dit resultaat.
Belangrijk hierbij is dat de bedragen van de prijssubsidies slechts tweemaal per jaar kunnen worden herzien. Deze kunnen enkel naar de toekomst toe gewijzigd worden en moeten berekend worden op basis van het werkelijke aantal door het AGB verrichte diensten.
Overeenkomst tot het toekennen van prijssubsidies
Tussen De stad Aalst, met maatschappelijke zetel te 9300 Aalst, Grote Markt 3, hierbij vertegenwoordigd door burgemeester Christoph D’Haese, burgemeester, en de heer Wim Leerman, algemeen directeur, hiertoe gemachtigd door de beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
En het Autonoom Gemeentebedrijf SPORTAG, met maatschappelijke zetel te 9300 Aalst,Werf9, hierbij vertegenwoordigd door de heer Matthias De Ridder, voorzitter van de Raad van de Bestuur, en de heer Sven Van Keymeulen, manager SPORTAG, hiertoe gemachtigd door de beslissing van de Raad van Bestuur.
Wordt overeengekomen dat de stad Aalst Prijssubsidie zal toekennen aan het SportAG voor de dienstverlening van het SportAG.
Dit prijssubsidiereglement legt de toekenning van deze prijssubsidies vast en geldt voor de periode vanaf 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023.
Voorwaarden voor toekenning van de prijssubsidie:
Langs gemeentezijde zijn de nodige budgetten voor het toekennen van deze prijssubsidie voorzien op MJP003878-AC00200-0742-78.
Langs AG-zijde zijn deze budgetten ingeschreven op MJP001677-AC00261-0742-00.
Om deze prijsfactor te berekenen wordt er rekening gehouden met drie grote aspecten:
De boekhoudkundige verwerking zal gebeuren zoals voorgesteld in bijlage 1.
De compartimenten van de omzet van het AG waarop de prijsfactor wordt toegepast, worden weergegeven in bijlage 2. Deze lijst is niet exhaustief en kan aangepast worden indien de exploitatie van het AG wijzigt.
Betreffende het gewenste boekhoudkundig resultaat werd door de belastingsinspectie 5% van de omzet opgelegd.
Deze prijssubsidie zal per kwartaal worden opgevraagd op basis van de werkelijke omzet.
De prijssubsidie op basis van de voormelde parameters wordt op heden vastgelegd met coëfficiënt van 4,88 op de gerealiseerde omzet.